Rb. Roermond, 19-11-2008, nr. 218564 \ CV EXPL 08-2359
ECLI:NL:RBROE:2008:BG5028
- Instantie
Rechtbank Roermond
- Datum
19-11-2008
- Zaaknummer
218564 \ CV EXPL 08-2359
- LJN
BG5028
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROE:2008:BG5028, Uitspraak, Rechtbank Roermond, 19‑11‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2008-0717
VAAN-AR-Updates.nl 2008-0717
Uitspraak 19‑11‑2008
Inhoudsindicatie
Ex-werknemer TNT vordert een vertrekpremie op grond van een (van de vele) regeling(en) die TNT heeft gehad om werknemers te stimuleren TNT vrijwillig te verlaten.
RECHTBANK ROERMOND
Sector kanton
Zaaknummer: 218564 \ CV EXPL 08-2359
Vonnis van de kantonrechter te Venlo d.d. 19 november 2008
in de zaak van:
[eiser], wonende te [adres],
eiser,
gemachtigde: mr. R.J.A. Munckhof,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Koninklijke TNT Post B.V., gevestigd te 2595 AK 's-Gravenhage aan de Prinses Beatrixlaan 23,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Middeldorp.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [eiser] en TNT.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Er wordt recht gedaan op de volgende processtukken en de daarbij overgelegde producties:
• de dagvaarding met bijlagen;
• de conclusie van antwoord met bijlagen;
• het tussenvonnis van 6 augustus 2008 en
• de comparitie van partijen d.d. 10 oktober 2008, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt.
1.2. De zaak is vervolgens op vonnis gesteld, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.
2. Vaststaande feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten.
2.1. [eiser] is op 5 april 1976 bij de PTT, rechtsvoorgangster van TNT, in dienst getreden. Per 1 januari 2004 is [eiser] in dienst als groepsleider/teamcoach bij de afdeling productie. Onder "productie" worden onder meer de postbodes begrepen.
2.2. Zeker sedert 2004 werd TNT als bezorger van post geconfronteerd met de gevolgen van het afnemen van het post-volume. Dit bracht de noodzaak tot reorganisatie mee. Deze reorganisatie - het vervallen van functies en het dientengevolge afvloeien van personeel - kon niet geheel volgens natuurlijk verloop worden opgelost. TNT heeft ter bespoediging van het verloop van personeel diverse regelingen ontwikkeld:
1) een regeling, waarop de medewerker een aanspraak kon doen zolang het budget toereikend was (aanspraakregeling);
2) een regeling, waarbij het management kon besluiten een regeling in te zetten om de betreffende medewerker in staat te stellen elders aan de slag te komen, zonder dat de werknemer geen aanspraak op een tegemoetkoming heeft op grond van de regeling zelf (managementinstrument).
2.3. In september 2004 gaf TNT aan haar werknemers de brochure "een toekomst buiten de TPG "productie" uit. Deze brochure duidde drie stimuleringsinstrumenten aan:
- bonussen persoonlijk actieplan (in de wandel en ook hierna genoemd: rugzak 1);
- opleidingsfaciliteiten (rugzak 2)
- startgeld bij vrijwillig vertrek (rugzak 3).
De brochure vermeldt: “Als u uw loondienstverband uiterlijk per 31 december 2005 vrijwillig beëindigt, kunt u in aanmerking komen voor startgeld. De hoogte van het startgeld is afhankelijk van de duur van het dienstverband.”.
2.4. De regelingen rugzak 1/2/3 stonden open voor staffunctionarissen en operationele functionarissen, waar onder de teamcoach. De regelingen eindigden per 31 december 2005.
2.5. Op 13 oktober 2004 heeft [eiser] met TNT (het team united restart loopbaaninterventie) gesprekken gevoerd met het oog op een actieplan gericht op een baan buiten TPG (lees: TNT). Op 10 december 2004 heeft TNT voor [eiser] een persoonlijk actieplan opgesteld in het kader van het arrangement "vrijwillige mobiliteit: een toekomst buiten TPG post".
2.6. Per 2 december 2005 heeft TNT de regeling rugzak 3 voor het productiepersoneel, waar onder in dit geval ook de teamcoaches die al in een vergevorderd stadium waren in het mobiliteitstraject, verlengd tot uiterlijk 1 juli 2006.
2.7. Met ingang van 10 oktober 2006 is de regeling "mobiliteitsbudget medewerkers bezorgen en collectie" in het leven geroepen. Deze regeling gold voor alle uitvoerende medewerkers van productie, voorbereiding, bezorging en collectie met een contract van meer dan 25 uur per week. Deze regeling eindigde tegen 1 januari 2007. Deze regeling is een aanspraakregeling, zolang het ter beschikking gestelde budget toereikend was. Deze regeling beoogde hetzelfde als rugzak 3. De brochure vermeldt:
“Teamcoaches en productieteamleiders behoren niet tot de doelgroep”.
Deze regeling is per 1 januari 2007 vervallen.
2.8. Per 1 januari 2007 is [eiser] bij TNT begonnen aan een opleiding tot logistiek supervisor. Deze opleiding is door hem met succes afgerond.
2.9. Van 14 maart 2007 tot 1 juli 2007 werd rugzak 3 gecontinueerd als managementinstrument voor postbodes met een arbeidsduur van meer dan 24 uur per week. Bij vrijwillig vertrek kon een premie worden aangeboden door de manager, tenzij het vertrek geen nuttig doel diende omdat bijvoorbeeld geen boventalligheid van de betrokken werknemer dreigde.
2.10. Op 11 januari 2007 heeft TNT op haar intranet een verlenging van het mobiliteitsbudget bezorgen en collectie bekendgemaakt: “Voor de medewerkers bij sorteren blijft het budget tot en met 31 maart 2009 van kracht voor alle medewerkers die een (al dan niet tijdelijke) baan hebben.”.
2.11. [eiser] heeft in augustus 20007 een nieuwe baan gevonden bij het ROC Gilde opleidingen. Hij verdient vergeleken met zijn salaris bij TNT € 250,00 netto minder per maand.
3. Vordering en stellingen van [eiser]
3.1. [eiser] vordert TNT, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van een bedrag van EUR 61.071,52 vermeerderd met 8% vakantiegeld en wettelijke rente vanaf de dag van uitdiensttreding van [eiser], met veroordeling van TNT in de kosten van het geding.
3.2. [eiser] stelt daartoe het volgende. [eiser] heeft recht op een uitkering krachtens rugzak 3. Ten onrechte weigert TNT die uitkering te verstrekken. [eiser] heeft recht op de in redelijkheid op 22 maanden vast te stellen maandsalarissen. Deze 22 maandsalarissen zijn gegrond op de toepassing van rugzak 3. De regeling rugzak 3 is op [eiser] van toepassing op grond van de volgende stellingen:
1) TNT handelt in strijd met haar werkgeversplicht om werknemers ([G], [J] en [eiser]) op gelijkwaardige wijze te behandelen. [G] en [J] hebben als teamcoach namelijk wel op grond van de regeling rugzak 3 een vergoeding ontvangen en [eiser] niet. Dat is in strijd met die plicht.
2) TNT handelt niet zoals het een goed werkgever betaamt. [eiser] stelt daartoe de mate waarin hij zich in het bijzonder voor TNT jarenlang heeft ingezet; "vertrekken" zonder enige financiële tegenprestatie is in strijd met de plicht van TNT. TNT heeft ten onrechte geprofiteerd van het feitencomplex waarbinnen [eiser] geen andere kant uit kon dan ontslag nemen en bij een ander in dienst treden gelet op de reorganisaties. [eiser] vertrouwde blijkens alle regelingen en inspanningen door TNT voor hem erop dat hij in aanmerking kwam voor een uitkering krachtens rugzak 3.
3) De behandeling door TNT is in strijd met de redelijkheid en billijkheid die zij jegens [eiser] heeft te betrachten. [eiser] voert daartoe zijn langdurig dienstverband aan en de moeite die heeft gedaan om een nieuwe baan te krijgen, zodat hij daarvan zeker niet de financieel het slachtoffer van mag worden.
4. Verweer van TNT
4.1. TNT concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in de vorderingen, dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met kostenveroordeling.
4.2. TNT voert de volgende verweren:
- geen enkele teamcoach heeft na 1 januari 2006 gebruik kunnen maken van de mobiliteitsbudgetten; het vertrek van [G] en [J] is onvergelijkbaar;
- de aanspraak op een vertrekpremie kan uitsluitend worden gegrond op een regeling of maatregel, waarbij het functioneren van de betrokken werknemer geen rol speelt; de mobiliteitsbudgetten (en in dit geval de regeling rugzak 3 of een regeling die daar op lijkt) geven geen aanspraak op een vertrekpremie voor de teamcoach;
- [eiser] is niet gedwongen geweest te vertrekken;
- [eiser] heeft gebruikgemaakt van rugzak 1, maar dat heeft niet geleid tot het vinden van een functie buiten TPG voor 1 januari 2006, zodat dientengevolge [eiser] niet meer in aanmerking kon komen voor het startgeld op basis van rugzak 3 ter waarde van maximaal 10 maandsalarissen; op de regelingen vanaf 10 oktober 2006 kan hij geen aanspraak maken omdat deze regelingen niet gelden voor teamcoaches, hetgeen blijkt uit de inhoud van de diverse brochures.
5. Beoordeling van het geschil
Gelding van een regeling met een vertrekpremie
5.1. In deze zaak gaat het eerst om het antwoord op de vraag of er ten tijde van het vertrek van [eiser] een regeling met een vertrekpremie (als aanspraakregeling of managementtool) voor wie (uitvoerend personeel en/of ook de teamcoach) en wanneer bestond. Bestonden er regelingen uitsluitend voor het productiepersoneel en/of als managementinstrument, dan heeft [eiser] daar als teamcoach niets aan voor zover hij een vorderingsrecht claimt. De kantonrechter gaat bij het volgende uit van de aanname dat [eiser] daarbij steeds in het mobiliteitsbeleid heeft gezeten.
5.1.1. De “eerste” (nummering door de kantonrechter) regeling rugzak 3 eindigde per 31 december 2005 (rov. 2.4.). Derhalve kan vanaf die datum geen aanspraak of verwachting aan die regeling worden ontleend.
5.1.2. De “tweede” regeling rugzak 3 eindigde per 1 juli 2006 (rov. 2.6.). Derhalve kan vanaf die datum aan deze regeling geen aanspraak of verwachting worden ontleend.
5.1.3. De “derde” regeling rugzak 3 eindigde per 1 januari 2007. De derde regeling was niet bedoeld voor teamcoaches. (rov. 2.7.). Derhalve kan vanaf die datum aan deze regeling geen aanspraak of verwachting worden ontleend door teamcoaches.
5.1.4. De “vierde” regeling rugzak 3 eindigde per 1 juli 2007 en gold voor postbodes met een arbeidsduur van meer dan 24 uren per week (rov. 2.9.). Derhalve kan vanaf die datum aan deze regeling geen aanspraak of verwachting worden ontleend door teamcoaches. Aangezien de regeling gold voor postbodes, kon er door een teamcoach nimmer aanspraak op worden gemaakt.
5.1.5. De “vijfde” regeling rugzak 3 geldt vanaf 11 januari 2007 en geldt voor de "medewerkers bij sorteren" (rov. 2.10.). Deze vijfde verlenging was gegrond op het “mobiliteitsbudget bezorgen en collectie”. Dit mobiliteitsbudget (rov. 2.7.) zag niet op de teamcoaches. De vijfde regeling ziet derhalve ook niet op teamcoaches.
5.1.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat in 2007 (het jaar van vertrek van [eiser]) er voor [eiser] als teamcoach geen regeling met een vertrekpremie als bedoeld in rugzak 3 bestond.
5.2. Vervolgens komt dan de vraag aan de orde of [eiser] op een andere grondslag recht heeft op een vertrekpremie als bedoeld in rugzak 3. [eiser] heeft daarbij drie normen aangedragen: het recht op gelijk(waardige) behandeling, het goed werkgeverschap en de redelijkheid en billijkheid.
Het beroep op gelijk(waardige) behandeling
5.3. Bij de beoordeling van de vraag of de aanspraak van [eiser] gegrond is, moet worden vooropgesteld dat het in het onderhavige geval niet gaat om een onderscheid dat door de wet of een rechtstreeks werkende verdragsbepaling wordt verboden, zoals het ingevolge artikel 5 Algemene wet gelijke behandeling verboden onderscheid op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat, het door artikel 7:646 BW en artikel 7 Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden onderscheidenlijk het loon verboden onderscheid tussen mannen en vrouwen, of het ingevolge artikel 7:648 en 7:649 BW verboden onderscheid op grond van verschil in arbeidsduur of van het al dan niet tijdelijke karakter van de arbeidsovereenkomst.
5.4. In het onderhavige geval kan de vraag of sprake is van een ongeoorloofd onderscheid dan ook slechts worden beantwoord aan de hand van de eisen van goed werkgeverschap op de voet van artikel 7:611 BW, in welke bepaling de algemene eisen van redelijkheid en billijkheid, zoals neergelegd in artikel 6:2 en 6:248 BW voor het arbeidsrecht uitdrukking vinden. Bij de vaststelling van wat de eisen van goed werkgeverschap voor een geval als het onderhavige inhouden, moet derhalve, het beginsel dat gelijke arbeid in gelijke omstandigheden op gelijke wijze moet worden beloond, tenzij een objectieve rechtvaardigingsgrond een ongelijke beloning toelaat, in aanmerking worden genomen. Dit beginsel brengt ook mee dat waar de ene werknemer onder dezelfde omstandigheden een recht toe is gekomen, de andere werknemer – die formeel geen aanspraak kan doen gelden wegens het vervallen van de regeling – daaraan het vertouwen kan ontlenen dat hem dit recht zou kunnen toekomen.
5.5. Dit beginsel en dit vertrouwen zijn op zich niet doorslaggevend, maar moeten naast andere omstandigheden van het geval worden betrokken in de afweging of de werkgever in de gegeven omstandigheden heeft gehandeld in strijd met de eisen van goed werkgeverschap. Anders gezegd: ook ingeval op zichzelf moet worden aangenomen dat werknemers gelijke rechten in gelijke omstandigheden toekomen, zonder dat voor een verschil in de beloning voor vertrek een objectieve rechtvaardigingsgrond valt aan te wijzen, kan dit nog niet zonder meer tot de slotsom leiden dat zij een gelijke beloning behoren te krijgen. Tevens volgt hieruit dat bij de beoordeling van de vraag of een overeengekomen of opgelegde ongelijkheid in beloning voor vertrek op grond van dit beginsel als ongeoorloofd moet worden beschouwd en derhalve ongedaan gemaakt moet worden, een terughoudende toetsing op haar plaats is. Het gaat hier immers om een toetsing van gelijke aard als die welke plaatsvindt bij de toepassing van artikel 6:248, lid 2, BW. Derhalve kan deze vraag slechts bevestigend worden beantwoord indien de ongelijkheid in beloning voor vertrek naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
5.6. [eiser] stelt dat teamcoach [J] blijkens diens e-mail van 19 oktober 2007 na 1 januari 2007 met een rugzak van 13 maandsalarissen is vertrokken. Bij conclusie van antwoord werd betoogd dat andere omstandigheden op het vertrek van [J] van toepassing waren. Ter zitting is dit nader verduidelijkt door TNT: het vertrek van [J] hield verband met zijn disfunctioneren. Deze verduidelijking is onvoldoende gemotiveerd weersproken gebleven. De kantonrechter oordeelt dat daarmee onvoldoende is komen vast te staan dat de arbeids- en mobiliteitssituatie van [J] en [eiser] zodanig gelijk is dat naar redelijkheid en billijkheid aan [eiser] een vertrekpremie moet worden toegekend. Het gestelde onderscheid is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.
5.7. [eiser] stelt dat teamcoach [G] blijkens diens e-mail van 19 oktober 2007 na 1 januari 2007 met een rugzak van 10 maandsalarissen is vertrokken. [G] schrijft in zijn e-mail: “Hier in het kort een uitleg aangaande het mobiliteitsbudget wat TNT Post beschikbaar heeft gesteld voor medewerkers die het bedrijf gingen verlaten. Dit zou eigenlijk alleen geldig zijn voor de doelgroep "postbodes" op het moment dat ik TNT Post heb verlaten (31 december 2006). Maar: omdat ik (net als jij) mezelf in 2005 ingeschreven bij Mobility om te onderzoeken of ik buiten de TNT Post werk zou vinden, en verlenging heb aangevraagd in samenspraak met mijn vestigingsmanager [B], zou de aanbieding van de TNT Post aangaande de "rugzak" geldig blijven tot 31 juli 2006. Omdat mijn inschrijving bij Mobility doorliep, deze is nooit formeel opgezegd, heeft [D] (PZ) voor mij kunnen regelen dat ik toch 10 maanden salaris als "rugzak" mee zou krijgen. Hij heeft dit voorgelegd aan [I] (TNT Post), deze heeft hiervoor getekend (…).”
5.8. De kantonrechter stelt aan de hand van de e-mail vast dat [G] op eigen initiatief heeft toegewerkt naar de verlenging van een vertrekregeling. Dat maakt zijn arbeids- en mobiliteitssituatie anders dan die van [eiser]. De kantonrechter gaat er daarbij van uit dat beiden actief zijn gebleven in het mobiliteitstraject, zodat de kantonrechter voorbij kan gaan aan de stelling van TNT dat [eiser] zich pas op 11 juli 2007 opnieuw heeft aangemeld bij de mobiliteitsshop. [eiser] heeft ook nog in 2007 een interne opleiding tot logistiek supervisor met succes bekroond. Ook deze omstandigheid doet zich bij [G] niet voor. De kantonrechter oordeelt dat daarmee onvoldoende is komen vast te staan dat de arbeids- en mobiliteitssituatie van [G] en [eiser] zodanig gelijk is dat naar redelijkheid en billijkheid aan [eiser] een vertrekpremie moet worden toegekend. Het gestelde onderscheid is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.
Het beroep op goed werkgeverschap
5.9. [eiser] voert voor zijn conclusie dat TNT in strijd met het goed werkgeverschap heeft gehandeld aan:
1) het laten vertrekken van een werknemer die altijd uitstekend heeft gewerkt zonder een financiële tegemoetkoming is in strijd met goed werkgeverschap;
2) het als het ware gedwongen vertrek biedt TNT ten onrechte profijt en is daarom in strijd met goed werkgeverschap;
3) de verwachting dat hij evenals de andere teamcoaches een vertrekpremie zou krijgen.
5.10. De kantonrechter oordeelt dat het goed functioneren of zelfs uitstekend functioneren van een werknemer op zich niet leidt tot een door de werkgever bij einde dienstverband aan te bieden vertrekpremie indien de werknemer opzegt. Dat wordt niet anders omdat de werkgever profijt trekt in die zin dat de werkgever dan een betaling niet doet. Dat levert geen profijt op omdat de werkgever niets is verschuldigd. De verwachting van [eiser] houdt geen stand omdat hij niet in een gelijke positie als de twee andere door hem bedoelde teamcoaches heeft verkeerd. Geen van de argumenten leidt tot strijd met de beginselen van goed werkgeverschap. Het gestelde onderscheid is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.
Het beroep op de redelijkheid en billijkheid
5.11. [eiser] voert voor zijn conclusie dat TNT in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelt aan:
1) dat hij als het ware noodgedwongen een nieuwe baan heeft geaccepteerd;
2) zijn inkomen er op achteruit is gegaan;
3) waardoor TNT er op vooruit is gegaan, temeer door hem geen vergoeding aan te bieden.
5.12. De kantonrechter stelt voorop dat de weigering van TNT alleen dan niet door de beugel kan als dat onaanvaardbaar is naar normen van redelijkheid en billijkheid. Dat is een strengere maatstaf dan enkele strijd met de redelijkheid en billijkheid; verwezen wordt naar rov. 5.5. De eerste twee genoemde omstandigheden zijn niet zodanig dat daarmee de weigering van TNT tot betaling van een vertrekpremie aan de opzeggende werknemer [eiser] onaanvaardbaar wordt. Deze beoordeling leidt tot afwijzing van deze grondslag van de vordering. Het gestelde onderscheid is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.
Conclusie
5.13. Nu de grondslagen falen, moeten de vorderingen worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld.
6. Beslissing
De kantonrechter:
6.1. wijst de vorderingen van [eiser] af;
6.2. veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding gevallen aan de kant van TNT en begroot tot op heden op een bedrag van EUR 1.200,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.M. de Lange, kantonrechter, en op de openbare civiele terechtzitting van 19 november 2008 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.