NJB 2018/1373:Sprake van groepsbelediging art. 137c Sr door YouTube rap/songtekst bevattende ‘Flikkers geef ik geen hand’ en ‘Ik haat die fucking joden nog meer dan de nazi’s’? Het recht op vrijheid van meningsuiting in art. 10 EVRM staat aan een strafrechtelijke veroordeling ter zake van groepsbelediging niet in de weg indien zo een veroordeling een op grond van art. 10 lid 2 EVRM toegelaten beperking van de vrijheid van meningsuiting vormt. Bij de beoordeling van een uitlating in verband met de strafbaarheid daarvan wegens groepsbelediging dient acht te worden geslagen op de bewoordingen van die uitlating alsmede op de context waarin zij is gedaan. Relevant daarbij is of de gewraakte uitlating een bijdrage kan leveren aan het publiek debat of een uiting is van artistieke expressie en voorts of de uitlating in dat verband niet onnodig grievend is. Bij een kunstuiting dient de afweging te geschieden tegen de achtergrond van het bijzondere belang dat met de vrijheid van artistieke expressie is gemoeid en met inachtneming van de aard en de kenmerken van de in het geding zijnde kunstuiting. Van overschrijding van de grens van het recht van vrijheid van artistieke expressie is in ieder geval sprake wanneer de kunstenaar die vrijheid kennelijk misbruikt om beledigingen te uiten. Hoewel kenmerkend is voor rap dat grove bewoordingen niet worden geschuwd, is de enkele omstandigheid dat de uitlatingen rijmen met de rest van de tekst van de rap, niet voldoende om van functionaliteit in het kader van artistieke expressie te kunnen spreken, terwijl ook anderszins niet van zo’n functioneel verband met de rest van die tekst is gebleken. In casu kon het hof oordelen dat de verdachte zijn artistieke vrijheid heeft misbruikt om de beledigingen te uiten