Ktr. Haarlem, 04-05-2006, nr. 307361/ VV EXPL 06-98
ECLI:NL:RBHAA:2006:AX1154
- Instantie
Rechtbank Haarlem (Kantonrechter)
- Datum
04-05-2006
- Zaaknummer
307361/ VV EXPL 06-98
- LJN
AX1154
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2006:AX1154, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 04‑05‑2006; (Kort geding)
- Wetingang
art. 21 Burgerlijk Wetboek Boek 6
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑05‑2006
Inhoudsindicatie
Arbeidszaak, vordering loon. Nadat eiser in hechtenis was genomen op verdenking van een strafbaar feit, is de aan hem ter beschikking gestelde Schipholpas ingenomen. Werkgever beroept zich erop dat daarmee de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd. Na te zijn vrij gelaten, beroept eiser zich op nietigheid van de ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter wijst de vordering af.
RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 307361/ VV EXPL 06-98
datum uitspraak: 4 mei 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[eiser]
te Amsterdam
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. F.G.H. Snippers
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASITO AVIATION AIRCRAFT B.V.
te Luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde partij
hierna te noemen Asito
gemachtigde mr. S.M. Profijt
De procedure
[eiser] heeft Asito op 18 april 2006 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 april 2006, waarbij de gemachtigden zich hebben bediend van pleitnotities. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is verhandeld.
De feiten
1. [eiser] is op 11 april 2005 bij Asito in dienst getreden voor bepaalde tijd, te weten tot 11 oktober 2005, in de functie van schoonmaker van vliegtuigen. Op 16 september 2005 is de arbeidsovereenkomst verlengd tot 11 april 2006.
2. Aan [eiser], wiens werkzaamheden uitgevoerd dienen te worden achter de douane, derhalve in beveiligd gebied, is een Schipholpas verstrekt.
3. In zowel de oorspronkelijke als de gewijzigde arbeidsovereenkomst van [eiser] is de volgende clausule opgenomen:
“Deze overeenkomst eindigt van rechtswege indien en zodra aan u door de daartoe bevoegde instantie geen Schiphol-pas, nodig voor de uitoefening van uw werk, meer wordt verstrekt.”
4. Op 4 oktober 2005 is [eiser] door de Koninklijke Marechaussee te Schiphol aangehouden en op diezelfde dag in voorlopige hechtenis genomen. Tevens is op die dag de Schipholpas van [eiser] ingenomen.
5. Bij brief van 6 oktober 2006 heeft Asito [eiser] onder meer het volgende medegedeeld:
“Nu uw Schipholpas is ingenomen betekent dit dat uw arbeidsovereenkomst per 5 oktober 2005, tot een einde is gekomen.
Tevens is het zonder geldige reden niet op het werk verschijnen op woensdag 5 oktober 2005 voor ons een reden voor ontslag op staande voet. […] Indien en voor zover op enig moment zou blijken dat uw Schipholpas toch niet zou zijn ingenomen […] verlenen wij u hierbij voor zover vereist tevens ontslag op staande voet wegens het niet verschijnen op uw werk door eigen toedoen en zonder wettige grond.”
6. Asito heeft [eiser] vanaf 5 oktober 2005 geen salaris meer betaald.
7. [eiser] is op 7 december 2005 in vrijheid gesteld.
8. Bij brief van 16 maart 2006 heeft de gemachtigde van [eiser] de nietigheid van de ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst en van het ontslag op staande voet ingeroepen en Asito gesommeerd [eiser] tot zijn werkzaamheden toe te laten en vanaf 16 maart 2006 de salarisbetaling aan [eiser] te hervatten.
De vordering
[eiser] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van Asito tot betaling aan [eiser] van het achterstallige salaris over de periode vanaf 16 maart 2006 tot 11 april 2006, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente, alsmede tot afgifte aan [eiser] van een correct salarisafschrift op straffe van een dwangsom.
[eiser] stelt daartoe het volgende.
[eiser] is, achteraf bezien, op 4 oktober 2005 ten onrechte in voorlopige hechtenis genomen. Zijn Schipholpas is hem dus op rechtens onjuiste gronden afgenomen. Asito komt derhalve geen beroep op de ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst toe.
Daarbij komt dat niet vaststaat dat Asito geen invloed heeft kunnen uitoefenen op de inhechtenisneming van [eiser] en daarmee op het intrekken van diens Schipholpas. Op grond daarvan zou de ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst in strijd met het gesloten ontslagstelsel en daarmee nietig zijn.
Ten slotte is het beroep van Asito op de ontbindende voorwaarde in strijd met de redelijkheid en de billijkheid, gelet op de grote persoonlijke gevolgen die het ontslag voor [eiser], heeft.
Gebleken is dat de officier van justitie de Schipholpas van [eiser] reeds in februari 2006 aan Asito heeft geretourneerd. Asito had [eiser] vanaf dat moment tot zijn werkzaamheden moeten toelaten. Door dit niet te doen heeft Asito zich niet als een goed werkgeefster jegens [eiser], die zijn werk steeds naar volle tevredenheid van Asito heeft verricht, gedragen.
Nu de arbeidsovereenkomst inmiddels van rechtswege is geëindigd, dient Asito [eiser] in ieder geval vanaf 16 maart 2006, de datum waarop hij zich voor zijn werkzaamheden beschikbaar heeft gehouden, tot 11 april 2006 het salaris te betalen.
Het ontslag op staande voet ‘voor zover vereist’ kan geen stand houden. Een enkele verdenking van een strafbaar feit rechtvaardigt deze sanctie niet. De voorlopige hechtenis van [eiser] hield geen verband met zijn werkzaamheden bij Asito. Bovendien was Asito op de hoogte van de reden van afwezigheid van [eiser], aangezien diens broer aan Asito heeft gemeld dat [eiser] niet op het werk kon verschijnen.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering, aangezien het UWV hem een WW-uitkering heeft geweigerd in verband met verwijtbare werkloosheid en [eiser] geen ander werk heeft, zodat hij niet in zijn levensonderhoud kan voorzien.
Bovendien heeft [eiser] een spoedeisend belang bij een vonnis, waarin wordt overwogen dat hem geen verwijt kan worden gemaakt van de ontstane situatie, nu hij inmiddels een bezwaarprocedure tegen de beslissing van het UWV heeft gestart, welke procedure thans voor de indiening van een aanvullend bezwaarschrift door [eiser] staat.
Het verweer
Asito heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil zal worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
Asito heeft de spoedeisendheid van de onderhavige vordering betwist. Dit verweer wordt verworpen, nu [eiser] ontbetwist heeft gesteld dat hij geheel verstoken is van inkomsten. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven. [eiser] is derhalve ontvankelijk in zijn vordering.
Vooropgesteld dient te worden dat voor toewijzing van een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening alleen dan aanleiding is, indien op grond van de thans gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat in een bodemprocedure de beslissing gelijkluidend zal zijn.
Asito heeft ter zitting haar verweer beperkt tot de ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst, ten gevolge waarvan de arbeidsovereenkomst met [eiser] van rechtswege is ontbonden. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Het mag dan zo zijn dat [eiser] op 7 december 2005 in vrijheid is gesteld, daaruit kan echter niet zonder meer worden afgeleid dat [eiser] (achteraf bezien) ten onrechte in voorlopige hechtenis is genomen, te minder nu een kennisgeving omtrent de niet verdere vervolging van [eiser] dan wel enig ander stuk waaruit dit kan worden afgeleid, ontbreekt. Dat de zaak, zoals [eiser] heeft betoogd, gereed ligt voor sepot, is dan ook niet gebleken. Er zijn thans derhalve onvoldoende gronden om aan te nemen dat Asito geen beroep toekomt op de ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst.
Vast staat dat de Schipholpas van [eiser] is ingenomen, omdat hij werd verdacht van het plegen van een strafbaar feit. Dat is een omstandigheid die in de risicosfeer van [eiser] ligt. Het is vooralsnog niet aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden beslist, dat aan Asito desondanks geen beroep toekomt op de ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst.
Asito heeft ter zitting een uiteenzetting van en toelichting op het bij haar geldende veiligheidsbeleid gegeven. Daaruit is genoegzaam gebleken, dat het veiligheidsonderzoek van de Koninklijke Marechaussee, waarvan het intrekken van de pas van [eiser] het gevolg was, niet door Asito is geïnitieerd. Asito heeft daarnaast onbetwist gesteld dat zij niet gerechtigd is om een eenmaal ingenomen Schipholpas onder zich te houden, maar deze dient in te leveren bij het Schiphol Badge Centre, en dat zo’n pas ook niet eerder teruggegeven mag worden aan de desbetreffende werknemer, dan nadat de Koninklijke Marechaussee, na een veiligheidsonderzoek te hebben uitgevoerd, daarvoor toestemming heeft gegeven.
Voorts heeft Asito verklaard dat met zo’n onderzoek geruime tijd is gemoeid, zodat het – los van de vraag of de Koninklijke Marechaussee daadwerkelijk toestemming zou hebben verleend, hetgeen volgens Asito te betwijfelen valt - reeds daarom niet mogelijk zou zijn geweest om de Schipholpas vóór 11 april 2006 weer aan [eiser] ter beschikking te stellen voor, aangezien hij zich eerst op 16 maart 2006 voor zijn werkzaamheden ter beschikking heeft gehouden.
Dat Asito invloed zou hebben kunnen uitoefenen op de inhechtenisneming van [eiser] en daarmee op het intrekken van zijn Schipholpas, waarmee zij een subjectief element in de ontbindende voorwaarde van de arbeidsovereenkomst zou hebben gebracht, is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet aannemelijk geworden.
Ten slotte kan het beroep van [eiser] op de beperkende werking van de redelijkheid en de billijkheid en op de verplichting van goed werkgeverschap geen effect sorteren, nu de inwerkingtreding van de ontbindende voorwaarde daardoor niet kan worden tenietgedaan.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening, strekkende tot doorbetaling van loon en afgifte van een salarisspecificatie, zal worden geweigerd.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
Beslissing
De kantonrechter:
- weigert de gevorderde voorlopige voorziening;
- veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Asito tot en met vandaag worden begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.R. Mellema en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.