Prg. 2019/296
De Hoge Raad zet de criteria uiteen voor een geslaagd beroep op onvoorziene omstandigheden ex art. 6:258 BW.
HR 20-02-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2587 (Weena-zuid,Briljant Schreuders/ABP)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20 februari 1998
- Magistraten
Mrs. Martens, Mijnssen, Korthals Altes, Herrmann, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
16353
- Conclusie
A-G mr. A.S. Hartkamp
- LJN
ZC2587
- Roepnaam
Weena-zuid
Briljant Schreuders/ABP
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Algemeen
Huurrecht / Huur van bedrijfsruimte
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZC2587, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑02‑1998
ECLI:NL:PHR:1997:10, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑11‑1997
- Wetingang
Art. 6:258 BW
Essentie
Verbintenissenrecht. Volgt ontbinding huurovereenkomst winkelruimte vanwege onvoorziene omstandigheden, nu straat na herinrichting geen grote aantrekkingskracht op publiek blijkt te hebben?
Nee. Huurder heeft situatie onvoldoende onderzocht en als al sprake is van in overeenkomst niet verdisconteerde omstandigheid, is huurder te licht afgegaan op mededelingen makelaar.
Samenvatting
De huurder heeft een bedrijfsruimte gehuurd van Pensioenfonds ABP. De huurder vordert ontbinding van de huurovereenkomst, onder meer op basis van een onvoorziene wijziging van omstandigheden, namelijk dat de locatie ongeschikt is (geworden) voor de kunsthandel/ juweliersbedrijf van huurder. Tijdens de onderhandelingen over de huur was de straat voor het pand opgebroken. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.