Einde inhoudsopgave
Wet toezicht effectenverkeer 1995
Bijlage
Geldend
Geldend vanaf 31-12-2006
- Redactionele toelichting
De wijzigingsopdracht komt niet overeen met de te wijzigen tekst.
- Bronpublicatie:
28-09-2006, Stb. 2006, 569 (uitgifte: 23-11-2006, kamerstukken: 30336)
- Inwerkingtreding
31-12-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-10-2006, Stb. 2006, 571 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
bedoeld in artikel 48d, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995
Artikel 1
Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk XII B van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:
Tariefnummer: | Bedrag (vast tarief): |
---|---|
1. | € 453 |
2. | € 907 |
2a. | € 1 815 |
3. | € 5 445 |
4. | € 21 781 |
5. | € 87 125 |
Artikel 2
1
Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 11., is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar eigen vermogen van toepassing met de daarbij behorende factor2.:
Categorie-indeling normgeadresseerden
Categorie I: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van minder dan € 136 100; Factor: 1;
Categorie II: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van ten minste € 136 100 maar minder dan € 272 300; Factor: 2;
Categorie III: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van ten minste € 272 300 maar minder dan € 453 800; Factor: 3;
Categorie IV: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van ten minste € 453 800 maar minder dan € 4 538 000; Factor: 4;
Categorie V: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van ten minste € 4 538 000; Factor: 5.
2
De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar eigen vermogen, bedoeld in het eerste lid.
3
Indien de gegevens omtrent het eigen vermogen niet aan Onze Minister beschikbaar zijn gesteld, kan Onze Minister aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door hem te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.
4
Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van artikel 18b, tweede lid, is in afwijking van het eerste lid de volgende categorie-indeling met de daarbij behorende factoren van toepassing:
- a.
voor instellingen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder a: de categorie-indeling van artikel 2 van de bijlage, bedoeld in artikel 188d, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 onderscheidenlijk de categorie-indeling van artikel 2 van de bijlage, bedoeld in artikel 93d, eerste lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf;
- b.
voor instellingen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder f: de categorie-indeling van artikel 2 van de bijlage, bedoeld in artikel 33d, eerste lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen;
- c.
voor instellingen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder k: de categorie-indeling van artikel 2 van de bijlage, bedoeld in artikel 23c, eerste lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet onderscheidenlijk de categorie-indeling van artikel 2 van de bijlage, bedoeld in artikel 21c, eerste lid, van de Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling;
- d.
voor kredietinstellingen of financiële instellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, onderscheidenlijk onderdeel c, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, niet zijnde een instelling als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder h: de categorie-indeling van artikel 2 van de bijlage, bedoeld in artikel 90d, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992.
5
Voor de toepassing van het tweede en derde lid wordt voor instellingen als bedoeld in het vierde lid, onder a, c en d, onder ‘eigen vermogen’ verstaan ‘balanstotaal’.
Artikel 3
Op grond van artikel 48f, tweede lid, behoeft de betrokkene niet in de gelegenheid te worden gesteld om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, indien het een overtreding betreft waarvoor tariefnummer 1 of 2 is vastgesteld.
Tabel 1
Overtreding van voorschriften, gesteld bij artikel: | Tariefnummer: |
3 | |
4 | |
3 | |
1 | |
1 | |
4 | |
4 | |
13, eerste lid, tweede volzin | 1 |
1 | |
13, zesde lid, eerste volzin | 1 |
4 | |
1 | |
1 | |
4 | |
2 | |
1 | |
1 | |
1 | |
1 | |
1 | |
2 | |
3 | |
3 | |
1 | |
3 | |
3 | |
3 | |
3 | |
4 | |
4 | |
4 | |
3 | |
3 | |
29, derde lid, voor zover het betreft het voorschrift van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht | 3 |
3 | |
3 | |
3 | |
5 | |
47, eerste lid, eerste volzin | 5 |
47, eerste lid, tweede volzin | 3 |
3 | |
5 | |
2a | |
4 | |
4 | |
3 | |
4 | |
3 | |
3 | |
4 | |
2a | |
3 | |
48, tweede lid, tweede volzin | 3 |
Tabel 2
Overtreding van voorschriften, gesteld bij artikel: | Tariefnummer: |
5 | |
5 | |
3 | |
5, eerste lid, eerste lid, tweede volzin, aanhef en onderdelen b en c | 4 |
3 | |
4 | |
3 | |
5 | |
5 | |
4 | |
5 | |
3 | |
3 | |
3 | |
3 | |
3 | |
3 | |
3 | |
3 | |
3 | |
3 | |
4 | |
3 | |
3 | |
3 | |
3 | |
3 | |
28, zesde lid, onder a | 3 |
3 | |
3 | |
3 | |
29, derde lid, voor zover het betreft het voorschrift van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht en het voorschrift inzage te verlenen in zakelijke gegevens en bescheiden | 3 |
29a, tweede en vierde volzin | 3 |
3 | |
3 | |
5 | |
5 | |
4 | |
5 | |
5 | |
4 | |
26, vijfde lid, prospectusverordening | 4 |
30 prospectusverordening | 4 |
34 prospectusverordening | 4 |
Voetnoten
In tabel 1 zijn die bepalingen genoemd die zich uitsluitend richten tot vergunninghoudende effecteninstellingen c.q. erkende effectenbeurzen (natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen). In tabel 2 zijn die bepalingen opgesomd die zich in beginsel tot een ieder (al dan niet instellingen/beurzen) richten.
Onder eigen vermogen wordt in dit verband verstaan:
- —
ingeval van rechtspersonen en vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid, voor zover dezen een jaarrekening opstellen: het eigen vermogen zoals dat blijkt uit de jaarrekening;
- —
in geval van vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid, voor zover dezen geen jaarrekening opstellen: het privévermogen van de gezamenlijke vennoten, zoals dat blijkt uit hun laatste aangifte voor de vermogensbelasting; en
- —
in geval van natuurlijke personen (eenmanszaken): het privévermogen zoals dat blijkt uit zijn laatste aangifte voor de vermogensbelasting.