Einde inhoudsopgave
Aanwijzing Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (2018A003)
4 Inzageverzoeken ten aanzien van gegevens van overledenen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van de Staatscourant.
- Bronpublicatie:
29-06-2018, Stcrt. 2018, 36059 (uitgifte: 29-06-2018, regelingnummer: 2018A003)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-06-2018, Stcrt. 2018, 36059 (uitgifte: 29-06-2018, regelingnummer: 2018A003)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Strafprocesrecht / Voorfase
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Gegevens van overledenen zijn geen persoonsgegevens. Als het strafrechtelijk onderzoek ziet op een overledene dan zijn diens gegevens dan ook geen strafvorderlijke gegevens. Als gegevens van een overledene in het onderzoek zijn betrokken, en dit onderzoek tevens ziet op gegevens van andere (natuurlijke) personen valt de verwerking wel onder de Wjsg.
Ten aanzien van overledenen biedt de Wbp in het geheel geen grondslag om te verstrekken en de Wjsg slechts in het geval dat andere personen betrokken zijn. In geval de Wbp en Wjsg geen grondslag bieden geldt de algemene geheimhoudingsverplichting die op basis van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (Wet RO) op de officier van justitie en advocaat-generaal rust. Deze bepaling verzet zich in beginsel tegen verstrekking van informatie. Genoemde geheimhoudingsplicht is niet van toepassing, wanneer de taak van de officier van justitie of advocaat-generaal tot verstrekking verplicht (art. 13 jo. 144 Wet RO). Kortom: wanneer verstrekking van informatie noodzakelijk is voor een goede taakuitoefening, is verstrekking mogelijk.
In ieder geval kan in zijn algemeenheid tot de taak van het Openbaar Ministerie worden gerekend om zo open mogelijk te zijn naar nabestaanden.
Wanneer aanwijzingen ontbreken dat de overledene door een misdrijf om het leven is gekomen (bijvoorbeeld wanneer wordt uitgegaan van zelfdoding of een ongeluk), kunnen nabestaanden vragen hebben over de doodsoorzaak. Zij kunnen daarnaast twijfels hebben over de uitkomst van het strafrechtelijk onderzoek, dat niet of onvoldoende kan worden vastgesteld dat sprake is van een misdrijf.
Op een gemotiveerd verzoek van nabestaanden kan de officier van justitie in zo’n geval inzage verlenen in informatie dan wel stukken uit dossiers die zich bij het OM bevinden, en daarop een toelichting te geven. Als nabestaanden (delen uit) het dossier verstrekt willen hebben, kan de officier van justitie, na inzage, besluiten de informatie dan wel stukken uit het dossier te verstrekken. Bij de beoordeling van een verzoek om inzage of verstrekking houdt de officier van justitie in ieder geval rekening met de privacybelangen van derden en met de eventuele aanwezigheid van mogelijk schokkende afbeeldingen.
Ten behoeve van persoonlijke rouw- of traumaverwerking komt de officier van justitie de nabestaanden in beginsel tegemoet in hun verzoek om verstrekking, tenzij privacybelangen van derden of andere belangen daaraan in de weg staan. Indien nabestaanden verzoeken om verstrekking van het dossier om andere redenen dan persoonlijke rouw- of traumaverwerking, bijvoorbeeld voor het laten verrichten van extern onderzoek, dan weegt de officier van justitie mee of er risico’s verbonden zijn aan het verstrekken van de documenten uit het dossier.
Indien de nabestaanden op een later moment alsnog (delen uit) het dossier verstrekt willen hebben, beoordeelt de officier van justitie per geval of verstrekking mogelijk is.
Voor het overige kan voor een concrete invulling van de taak aansluiting worden gezocht bij de verstrekkingscategorieën en andere beginselen uit deze aanwijzing. Deze aanwijzing geeft immers, door het noemen van categorieën van ontvangers en zorgvuldigheidsvereisten, een invulling aan de taakomschrijving die ook vereist is voor verwerking van strafvorderlijke gegevens op basis van de Wjsg.
Zorgvuldige afweging is ook bij de beoordeling van verzoeken om informatie over overledenen aangewezen, omdat die informatie onder omstandigheden andere personen kan schaden. Ook kan het voorkomen dat informatie over (de levensstijl van) een overledene nabestaanden kan schaden doordat wegens het bekend worden van die informatie (leden van) de familie in een kwaad daglicht komt/komen te staan.