Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1073/2013 statistieken betreffende de activa en passiva van beleggingsfondsen (herschikking) (ECB/2013/38)
Bijlage II Definities
Geldend
Geldend van 27-11-2013 tot 01-12-2025
- Bronpublicatie:
18-10-2013, PbEU 2013, L 297 (uitgifte: 07-11-2013, regelingnummer: ECB/2013/38 1073/2013)
- Inwerkingtreding
27-11-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-10-2013, PbEU 2013, L 297 (uitgifte: 07-11-2013, regelingnummer: ECB/2013/38 1073/2013)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Deel 1. Definities van instrumentcategorieën
1
Deze tabel omvat een gedetailleerde standaardbeschrijving van de instrumentcategorieën die de nationale centrale banken (NCB's), conform deze verordening, omzetten in nationale categorieën. De tabel is geen lijst van individuele financiële instrumenten en de beschrijvingen zijn niet uitputtend. De definities verwijzen naar het Europees Systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (hierna: het ‘ESR 2010’) vastgelegd door Verordening (EU) nr. 549/2013.
2
Voor sommige instrumentcategorieën zijn uitsplitsingen naar looptijd vereist. Deze verwijzen naar de oorspronkelijke looptijd, d.w.z. looptijd bij uitgifte. Het is de vaste looptijd van een financieel instrument, vóór afloop waarvan het niet kan worden afgelost, bijv. schuldbewijzen, of vóór afloop waarvan het slechts met een soort boete kan worden afgelost, bijv. bij sommige soorten deposito's.
3
Financiële aanspraken kunnen worden onderscheiden op grond van het feit of ze al dan niet verhandelbaar zijn. Een aanspraak is verhandelbaar als de eigendom ervan gemakkelijk kan worden overgedragen van de ene eenheid naar de andere door levering of endossement, of, ingeval van financiële derivaten, kan worden gecompenseerd. Hoewel elk financieel instrument in potentie kan worden verhandeld, zijn verhandelbare instrumenten bedoeld om op een georganiseerde beurs of onderhands (‘over the counter’) te worden verhandeld, al is daadwerkelijke handel geen noodzakelijke voorwaarde voor verhandelbaarheid.
Tabel A. Definities van instrumentcategorieën van de activa en passiva van BF's
Categorie | Beschrijving van de belangrijkste kenmerken | |
---|---|---|
1. | Vorderingen inzake deposito's en leningen | Ten behoeve van het rapportagekader omvat deze post door de BF's bij geldnemers uitgezette gelden, of door BF's verkregen leningen, die niet of in een niet-verhandelbaar document zijn beschreven De volgende posten zijn inbegrepen:
Ter fine van deze verordening omvat deze post ook aangehouden in omloop zijnde euro- en buitenlandse bankbiljetten en munten die algemeen worden gebruikt voor het verrichten van betalingen |
2. | Schuldbewijzen | Aangehouden schuldbewijzen, die verhandelbare, als schuldbewijs dienende financiële instrumenten zijn, gewoonlijk op secundaire markten worden verhandeld of op de markt kunnen worden verrekend en die de houder geen eigendomsrechten verlenen met betrekking tot de emitterende instelling Deze post omvat:
Effecten die uitgeleend worden op grond van effectenuitleentransacties of verkocht uit hoofde van een repo-overeenkomst blijven op de balans van de oorspronkelijke eigenaar staan (en worden niet geregistreerd op de balans van de tijdelijke verkrijger) indien er een vaste verplichting bestaat om de transactie om te keren en niet alleen een optie om dat te doen. Indien de tijdelijke verkrijger de ontvangen effecten verkoopt, moet deze verkoop als een rechtstreekse aan- of verkoop van waardepapier worden geregistreerd en op de balans van de tijdelijke verkrijger worden opgenomen als een negatieve positie in de effectenportefeuille |
3. | Deelnemingen en aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen | Financiële activa die eigendomsrechten vertegenwoordigen in vennootschappen of quasivennootschappen. Dergelijke financiële activa geven de houder in het algemeen recht op een aandeel in de winst van de vennootschappen of quasivennootschappen, alsook in hun nettovermogen in geval van liquidatie. Deze post omvat beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen, overige deelnemingen, aandelen of rechten van deelneming in geldmarktfondsen en aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen Gewone aandelen die zijn uitgeleend op grond van effectenuitleentransacties, of die zijn verkocht uit hoofde van een repo-overeenkomst worden behandeld volgens de regels in categorie 2 ‘schuldbewijzen’ |
3a. | Deelnemingen en aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen waarvan beursgenoteerde aandelen | Beursgenoteerde aandelen zijn aandelenbewijzen die aan een beurs genoteerd zijn. Deze beurs kan zowel een erkende aandelenbeurs als enige andere vorm van secundaire markt zijn. Dat beurskoersen voor beursgenoteerde aandelen bestaan, betekent dat de actuele marktprijzen gewoonlijk onmiddellijk beschikbaar zijn |
3b. | Deelnemingen en aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen waarvan aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen | Deze post omvat aangehouden aandelen of rechten van deelneming uitgegeven door geldmarktfondsen en door beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen opgenomen in de lijsten van MFI's en BF's voor statistische doeleinden Geldmarktfondsen zijn gedefinieerd in Verordening 1071(EU) nr. /2013[lees: (EU) nr. 1071/2013] (ECB/2013/33). Beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen zijn gedefinieerd in artikel 1 van deze verordening |
(2 + 3)a. | waarvan effecten (schuldbewijzen, deelnemingen en aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen) die zijn uitgeleend of verkocht uit hoofde van repo-overeenkomsten | Deze post omvat de effecten, gerapporteerd onder categorie 2 (schuldbewijzen) en 3 (deelnemingen en aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen), die zijn geleend op grond van effectenuitleentransacties, of die zijn verkocht uit hoofde van repo-overeenkomsten (of andere gelijksoortige transacties, zoals verkoop- en terugkooptransacties) |
4. | Financiële derivaten | Financiële derivaten zijn financiële instrumenten die aan een specifiek financieel instrument, een specifieke indicator of een specifiek goed zijn gekoppeld en aan de hand waarvan specifieke financiële risico's zelfstandig op financiële markten kunnen worden verhandeld Deze post omvat:
Financiële derivaten worden op de balans op brutobasis tegen marktwaarde geregistreerd. Individuele derivatencontracten met een positieve marktwaarde worden aan de actiefzijde van de balans opgenomen en contracten met een negatieve marktwaarde aan de passiefzijde van de balans Bruto toekomstige verplichtingen die voortvloeien uit derivatencontracten, dienen niet als balansposten te worden opgenomen Financiële derivaten kunnen volgens verschillende waarderingsmethoden op een nettobasis worden geregistreerd. In het geval dat alleen nettoposities beschikbaar zijn, of posities tegen een andere waarde dan de marktwaarde worden geregistreerd, worden in plaats daarvan deze posities gerapporteerd. Deze post omvat geen financiële derivaten die overeenkomstig nationale regels niet op de balans dienen te worden opgenomen |
5. | Niet-financiële activa (waaronder vaste activa) | Materiële en immateriële activa, m.u.v. financiële activa. Vaste activa zijn niet-financiële activa die herhaaldelijk of continu voor langer dan een jaar door het BF worden gebruikt. Deze post omvat huizen, overige gebouwen en bouwwerken, bedrijfsinventaris, kostbaarheden en intellectuele eigendommen zoals computersoftware en databases |
6. | Overige activa | Dit is de restpost aan de actiefzijde van de balans, gedefinieerd als ‘niet elders opgenomen activa’. NCB's mogen uit hoofde van deze post ook individuele uitsplitsingen vereisen van:
|
7. | Ontvangen leningen en deposito's | Door BF's aan crediteuren verschuldigde bedragen, niet zijnde gelden verkregen uit de uitgifte van verhandelbare effecten. Deze post bestaat uit:
|
8. | BF-aandelen/rechten van deelneming | Aandelen of rechten van deelneming, waaronder in de vorm van kapitaaldeelneming, uitgegeven door BF's die voor statistische doeleinden in de lijst van BF's zijn opgenomen. Deze post behelst de totale verplichtingen aan de aandeelhouders van het BF. Hiertoe behoren eveneens gelden uit hoofde van niet-uitgekeerde winst of door het BF gereserveerde gelden voor betalingen en verplichtingen in de toekomst |
9. | Financiële derivaten | Zie categorie 4 |
10. | Overige passiva | Dit is de restpost aan de passiefzijde van de balans, gedefinieerd als ‘niet elders opgenomen passiva’. NCB's mogen uit hoofde van deze post ook individuele uitsplitsingen vereisen van:
|
Deel 2. Definities van effectsgewijze kenmerken
Tabel B. Definities van effectsgewijze kenmerken
Veld | Beschrijving |
---|---|
Effectenidentificatiecode | Unieke effectenidentificatiecode. De code kan de ISIN-code zijn of een andere effectenidentificatiecode, met inachtneming van de instructies van de NCB |
Aantal eenheden of geaggregeerd nominaal bedrag | Aantal eenheden van een effect, of geaggregeerd nominaal bedrag indien het effect in bedragen en niet in eenheden wordt verhandeld |
Prijs | Koers per eenheid van een effect, of percentage van het geaggregeerd nominaal bedrag indien het effect in bedragen en niet in eenheden wordt verhandeld. De koers is normaliter de marktprijs of dicht daarbij. Onder deze post kunnen NCB's ook opgebouwde rente verlangen |
Totaal bedrag | Totaal bedrag voor een effect. Ingeval van in eenheden verhandelde effecten, is dit bedrag gelijk aan het aantal effecten vermenigvuldigd met de koers per eenheid. Indien effecten in bedragen en niet in eenheden worden verhandeld, is dit bedrag gelijk aan het geaggregeerde nominale bedrag vermenigvuldigd met de koers uitgedrukt als een percentage Het totale bedrag is in beginsel de marktprijs of dicht daarbij. Onder deze post kunnen NCB's ook opgebouwde rente verlangen |
Financiële transacties | De som van aankopen minus verkopen (effecten aan de actiefzijde) of uitgiften minus aflossingen (effecten aan de passiefzijde) van een tegen transactiewaarde opgenomen effect |
Gekochte effecten (activa) of uitgegeven effecten (passiva) | De som van aankopen (effecten aan de actiefzijde) of uitgiften (effecten aan de passiefzijde) van een tegen transactiewaarde opgenomen effect |
Verkochte effecten (activa) of afgeloste effecten (passiva) | De som van verkopen (effecten aan de actiefzijde) of aflossingen (effecten aan de passiefzijde) van een tegen transactiewaarde opgenomen effect |
Valuta waarin het effect luidt | ISO-code of equivalent van de valuta waarin de koers luidt en/of het uitstaande bedrag van het effect |
Deel 3. Definities van sectoren
Het ESR 2010 stelt de norm voor de sectorindeling. Deze tabel geeft een gedetailleerde standaardbeschrijving van sectoren die NCB's overeenkomstig deze verordening in nationale categorieën omzetten. Tegenpartijen gevestigd in de lidstaten die de euro als munt hebben, worden bepaald aan de hand van hun sector conform de door de Europese Centrale Bank (ECB) voor statistische doeleinden bijgehouden lijsten en de leidraad voor de statistische classificatie van tegenpartijen die wordt verschaft door het ‘Sectorhandboek voor statistieken inzake monetaire financiële instellingen en markten: Leidraad voor de statistische classificatie van klanten’ van de ECB.
Tabel C. Definities van sectoren
Sector | Definitie | |
---|---|---|
1. | MFI's | MFI's zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33). Deze sector bestaat uit NCB's, kredietinstellingen zoals gedefinieerd in Unierecht, geldmarktfondsen, overige financiële instellingen die er hun bedrijf van maken deposito's en/of daarmee vergelijkbare financiële titels aan te trekken van andere entiteiten dan MFI's, en voor eigen rekening, tenminste in economische zin, leningen te verstrekken en/of te beleggen in effecten, en instellingen voor elektronisch geld met als hoofdactiviteit financiële intermediatie in de vorm van het uitgeven van elektronisch geld |
2. | Overheid | De sector overheid (S.13) bestaat uit institutionele eenheden die niet-marktproducenten zijn waarvan de output voor individueel of collectief verbruik is bestemd, en die worden gefinancierd uit verplichte betalingen door eenheden die tot andere sectoren behoren, en institutionele eenheden die zich in hoofdzaak bezighouden met de herverdeling van het nationale inkomen en vermogen (ESR 2010, paragraaf 2.111 tot en met 2.113) |
3. | Beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen | BF's zoals gedefinieerd in artikel 1 van deze verordening |
4. | Overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen + financiële hulpbedrijven + financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband | De subsector overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (S.125) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door het aangaan van verplichtingen, andere dan in chartaal geld, deposito's (of daarmee vergelijkbare financiële titels), aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen of in verband met verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen, bij institutionele eenheden. LFI's zoals gedefinieerd in Verordening 1075(EU) nr. /2013[lees: (EU) nr. 1075/2013] van de Europese Centrale Bank van 18 oktober 2013 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten (ECB/2013/40) (1) worden in deze subsector opgenomen (ESR 2010, paragraaf 2.86 tot en met 2.94) De subsector financiële hulpbedrijven (S.126) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen die zich hoofdzakelijk bezighouden met activiteiten die nauw verband houden met financiële intermediatie, maar zelf geen financiële intermediairs zijn. Deze subsector omvat eveneens hoofdkantoren waarvan de filialen allemaal of hoofdzakelijk financiële vennootschappen zijn (ESR 2010, paragraaf 2.95 tot en met 2.97) De subsector financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband(S.127) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen die zich noch met financiële intermediatie, noch met het verlenen van financiële hulpdiensten bezighouden en waarvan het merendeel van de activa of passiva niet op open markten wordt verhandeld. Deze subsector omvat ook holdings die een zeggenschapsbelang bezitten in een groep dochterondernemingen en waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het bezitten van de groep zonder dat andere diensten worden verleend aan de ondernemingen waarin zij dat belang bezitten, m.a.w. zij besturen of beheren geen andere eenheden (ESR 2010, paragraaf 2.98 en 2.99) |
5. | Verzekeringsinstellingen + pensioenfondsen | De subsector verzekeringsinstellingen (S.128) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het poolen van risico's, hoofdzakelijk in de vorm van directe verzekering of herverzekering(ESR 2010, paragraaf 2.100 tot en met 2.104). De subsector pensioenfondsen (S.129) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het poolen van sociale risico's en behoeften van de verzekerden (sociale verzekering). Pensioenfondsen als socialeverzekeringsregelingen verschaffen een inkomen aan gepensioneerden en vaak uitkeringen bij overlijden en invaliditeit (ESR 2010, paragraaf 2.105 tot en met2.110). |
6. | Niet-financiële vennootschappen | De sector niet-financiële vennootschappen (S.11) bestaat uit institutionele eenheden met eigen rechtspersoonlijkheid die marktproducent zijn en van wie de hoofdactiviteit bestaat in de productie van goederen en niet-financiële diensten. Deze sector omvat tevens niet-financiële quasivennootschappen (ESR 2010, paragraaf 2.45 tot en met 2.50) |
7. | Huishoudens + instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens | De sector huishoudens (S.14) bestaat uit personen of groepen van personen in hun hoedanigheid van consument en personen of groepen van personen die als ondernemer goederen en al dan niet financiële diensten voor de markt produceren (marktproducenten), voor zover de goederen en diensten niet worden geproduceerd door afzonderlijke entiteiten die als quasivennootschap worden aangemerkt. Deze sector omvat ook personen of groepen van personen die als producent uitsluitend voor eigen finaal gebruik goederen en niet-financiële diensten voortbrengen. De sector huishoudens omvat tevens eenmanszaken en personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid voor zover zij niet als quasivennootschappen worden behandeld, die marktproducent zijn (ESR 2010, paragraaf 2.118 to ten met 2.128) De sector instellingen zonder winstoogmerk (izw's) ten behoeve van huishoudens (S.15)bestaat uit izw's met rechtspersoonlijkheid die werken ten behoeve van huishoudens en die particuliere niet-marktproducent zijn. De voornaamste middelen van deze instellingen zijn vrijwillige bijdragen, in geld of in natura, van huishoudens in hun hoedanigheid van consument, betalingen door de overheid en inkomen uit vermogen (ESR 2010, paragraaf 2.129 en 2.130) |
Voetnoten
Zie bladzijde 107 van dit Publicatieblad.