Rb. Midden-Nederland, 20-02-2013, nr. 829023 UC EXPL 12-13131 LH 4059
ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ1469
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
20-02-2013
- Zaaknummer
829023 UC EXPL 12-13131 LH 4059
- LJN
BZ1469
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ1469, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 20‑02‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2013-0146
VAAN-AR-Updates.nl 2013-0146
Uitspraak 20‑02‑2013
Inhoudsindicatie
Geschil tussen (onder meer) CAO-partijen over de toepassing van de CAO voor de Mode- & Sportdetailhandel 2010-2012 en de daarin geregelde loonsverhoging van 2% per 1 juli 2011. De vakbonden zijn van mening dat de gebonden werkgevers die loonsverhoging aan hun werknemers moeten toekennen over het tot die datum voor hen geldende loon, óók nu de werkgevers tevoren de lonen reeds hadden verhoogd in afwachting van de langslepende CAO-onderhandelingen. Werkgevers beroepen zich erop dat zij de eerder toegekende loonsverhogingen mochten beschouwen als voorschot op de latere CAO-loonsverhoging. De kantonrechter honoreert dat verweer en wijst de vordering van de vakbonden af.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
zitting houdend te Utrecht
zaaknummer: 829023 UC EXPL 12-13131 LH 4059
Vonnis van 20 februari 2013
inzake
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FNV Bondgenoten,
gevestigd te Utrecht,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
CNV Dienstenbond,
gevestigd te Hoofddorp,
verder samen ook te noemen de vakbonden,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. M.J.M. Postma,
tegen:
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
CBW-Mitex,
gevestigd te Zeist,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. H. Wolters,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
VAB,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde partij in conventie,
gemachtigde: mr. F.G. Defaix en mr. G.W. van der Voet.
De procedure
- 1.1.
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 24 oktober 2012, waarin een comparitie is gelast. Anders dan in het tussenvonnis - per abuis - is vermeld, is het niet VAB, maar CBW-Mitex die een tegeneis heeft ingediend.
- 1.2.
De vakbonden hebben voorafgaand aan de comparitie een conclusie van antwoord in reconventie ingediend. Bovendien hebben zij bij, eveneens voorafgaand aan de comparitie toegezonden, akte de eis tegen CBW-Mitex vermeerderd. Deze conclusie en akte zijn ter comparitie genomen.
- 1.3.
De comparitie is gehouden op 4 januari 2013. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
Hierna is uitspraak bepaald.
De vaststaande feiten
- 2.1.
FNV Bondgenoten en CNV Dienstenbond zijn verenigingen van werknemers die - samen met andere vakbonden - aan werknemerszijde partij zijn bij de CAO voor de Mode- & Sportdetailhandel (hierna te noemen: de CAO), die heeft gegolden van 1 januari 2008 tot en met 30 juni 2010 (hierna: de CAO 2008-2010) en die heeft gegolden van 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2012 (hierna: de CAO 2010-2012). Aan werkgeverszijde zijn deze CAO’s afgesloten door CBW-Mitex, werkgeversorganisatie in de branche. VAB behartigt de belangen van ondernemers die op franchisebasis een Hema-warenhuis exploiteren. De leden van VAB hebben ongeveer 7.000 werknemers in dienst. VAB neemt deel aan de CAO-onderhandelingen, maar is zelf geen partij bij de CAO. Haar leden zijn tevens lid van CBW-Mitex en uit hoofde van dat lidmaatschap aan de CAO gebonden.
- 2.2.
De CAO heeft steeds een minimum karakter gehad. Ingevolge de eerste paragraaf (getiteld ‘Vaststelling garantieloon’) van artikel 6.2 van de achtereenvolgende CAO’s is het loon dat op grond van een arbeidsovereenkomst, waarop de CAO van toepassing is, door de werkgever aan de werknemer wordt betaald, gekoppeld aan een functiegroep waarin de werknemer is ingedeeld. De werknemer ontvangt een loon dat tenminste gelijk is aan het voor zijn leeftijd, dan wel zijn functiejaren vastgestelde bedrag volgens de loonschalen van deze CAO. De CAO-loonschalen hebben gegolden tot 1 januari 2012. Toen is een nieuw loongebouw ingevoerd.
- 2.3.
Nadat de eerdere CAO, die heeft gegolden van 1 oktober 2006 tot en met 31 december 2007 en waarbij FNV Bondgenoten en CNV Dienstenbond geen partij waren, op 1 januari 2008 was geëxpireerd, hebben de leden van VAB, in verband met het uitblijven van een nieuwe CAO, op advies van CBW-Mitex de garantielonen van hun werknemers met ingang van 1 juli 2008 verhoogd met 2%. In dat verband hebben zij hun werknemers schriftelijk het volgende meegedeeld: ‘(-) De werkgevers vinden dat het uitblijven van een nieuwe cao de loonontwikkeling van medewerkers in de branche niet mag tegenhouden. Daarom beveelt de brancheorganisatie Mitex de aangesloten leden aan om de loonschalen in de mode- en sportdetailhandel tijdelijk, geheel vrijwillig en onverplicht, aan te passen. Concreet houdt de aanbeveling in om de cao-lonen, zoals die per 1 juli 2007 golden, voor de groepen II en hoger per 1 juli 2008 tijdelijk, totdat een nieuwe cao is gesloten met de vakbonden, te verhogen met 2%. (-) Deze vrijwillige loonsverhoging komt te vervallen zodra er een nieuwe cao is gesloten met de vakbonden en zal dan worden vervangen door de met de vakbonden in de cao af te spreken loonaanpassing. Voor de duidelijkheid wijzen wij jou erop dat wij ons het recht voorbehouden de vrijwillige loonsverhoging van 2% eenzijdig in te trekken zodra wij tot overeenstemming zijn gekomen met de vakbonden over een nieuwe cao. Daarover zullen we je op dat moment informeren. Het percentage van 2% dat we jou toekennen is dus tijdelijk in afwachting van de totstandkoming van een nieuwe cao. Wij zullen de aanbeveling van Mitex uitvoeren en danken je voor jouw inzet van de afgelopen tijd (-).’
- 2.4.
Toen de onderhandelingen over een nieuwe CAO begin 2009 nog immer niet tot resultaat hadden geleid, hebben de VAB-leden besloten hun werknemers met ingang van 1 februari 2009 wederom een loonsverhoging toe te kennen, ditmaal van 1,5%, zijnde het percentage dat voordien reeds was aangekondigd. Eind februari 2009 hebben zij hun werknemers schriftelijk het volgende meegedeeld: ‘Wij hebben besloten de al doorgevoerde loonsverhogingen van 2% per 1 juli 2008 en 1,5% per 1 februari 2009 voor loonschaal II en hoger, tijdelijk - in afwachting van de uitkomst van de nieuwe onderhandelingen over een cao - geheel vrijwillig en onverplicht te handhaven, maar behouden ons wel het recht voor deze loonsverhogingen eenzijdig in te trekken en te vervangen door de afspraken zoals die in de nieuwe cao zullen worden opgenomen. Deze vrijwillige en tijdelijke loonsverhogingen komen te vervallen zodra er een nieuwe cao is gesloten met de vakbonden en zal dan worden vervangen door de met de vakbonden in de cao af te spreken loonaanpassing. Voor de duidelijkheid wijzen wij jou erop dat wij ons het recht voorbehouden de vrijwillige loonsverhoging van 1,5% per 1 februari 2009 eenzijdig in te trekken zodra wij tot overeenstemming zijn gekomen met de vakbonden over een nieuwe cao. Daarover zullen we je op dat moment informeren. Het percentage van 1,5% dat we jou toekennen is dus tijdelijk in afwachting van de totstandkoming van een nieuwe cao. Mogelijke loonaanpassingen in de eventuele nieuwe cao zullen door ons worden verrekend met de door ons vrijwillig per 1 juli 2008 en 1 februari 2009 doorgevoerde tijdelijke loonaanpassingen. De al doorgevoerde loonsverhoging van 1 februari jl. zal daarom worden verreken(-)d met de salarisafspraken die in een toekomstige CAO worden gemaakt. De verhoging vanaf februari dien je als een voorschot (te) beschouwen.’
- 2.5.
De CAO 2008-2010 is in september 2009 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 afgesloten. De derde paragraaf (getiteld ‘Loonaanpassing’) van artikel 6.2 van de CAO 2008-2010 luidt: ‘De CAO-loonschalen, met uitzondering van loonschaal I (= Wettelijk Minimumloon), worden per 1 oktober 2009 met 2% verhoogd (-).’
De vierde paragraaf van deze CAO-bepaling bevat de volgende ‘Verrekeningsmogelijkheid’: ‘Het percentage van loonsverhogingen die na 1 januari 2008 aan medewerkers zijn toegekend vanwege het uitblijven van een nieuwe CAO, kan door de werkgever met in deze CAO afgesproken loonsverhogingpercentages(-) worden verrekend, zulks met uitzondering van loonsverhogingen ten gevolge van promotie. Om te kunnen verrekenen, moet de medewerker bij het toekennen van de loonsverhoging op de mogelijkheid hiervan zijn gewezen. Eventueel kan verrekening plaatsvinden op het moment dat het nieuwe loongebouw wordt ingevoerd (-).’ Ook in de CAO die heeft gegolden van 1 oktober 2006 tot en met 31 december 2007 was reeds voorzien in de mogelijkheid van verrekening met loonsverhogingen die werkgevers, bij het uitblijven van een nieuwe CAO, na 1 januari 2005 aan hun werknemers hadden toegekend.
- 2.6.
Met een beroep op de ‘verrekeningsmogelijkheid’ van artikel 6.2 van de CAO 2008-2010 hebben de VAB-leden de eerder toegekende, als tijdelijk en vrijwillig aangeduide loonsverhogingen verrekend met de verhoging van het CAO-loon met ingang van 1 oktober 2009 (met 2%). Het loon werd per 1 oktober 2009 dus niet verhoogd. De CAO-loonsverhoging per die datum bleef (met 1,5%) achter bij de eerdere door de werkgevers aan hun werknemers toegekende loonsverhogingen per 1 juli 2008 (2%) en 1 februari 2009 (1,5%). De VAB-leden hebben ervan afgezien om de over de periode van 1 februari tot 1 oktober 2009 betaalde verhoging van 1,5% van hun werknemers terug te vorderen. Zij zijn deze verhoging ook op en na 1 oktober 2009 aan hun werknemers blijven uitbetalen. Zij hebben zich jegens hun werknemers wèl het recht voorbehouden die verhoging te verrekenen met een eventuele toekomstige CAO-loonsverhoging voor de periode 2010-2012.
- 2.7.
Na 30 juni 2010 heeft de volgende CAO opnieuw enige tijd op zich laten wachten. De CAO 2010-2012 is in mei 2011 met terugwerkende kracht tot 1 juli 2010 afgesloten.
De derde paragraaf (getiteld ‘Loonaanpassing’) van de CAO 2008-2010 luidt: ‘Per 1 juli 2011 worden de lonen tot een fulltime loon van € 2062 bruto per maand verhoogd met 2%. Medewerkers die meer verdienen dan € 2062 op basis van een fulltime dienstverband ontvangen alleen loonsverhoging over de € 2062. Uitzondering op deze verhoging is schaal I, omdat daar het Wettelijk Minimumloon geldt (-).’ In de ten opzichte van eerdere CAO’s gewijzigde formulering van deze loonaanpassing (verhoging van ‘CAO-loonschalen’ werd verhoging van ‘lonen’) hebben CAO-partijen tot uitdrukking gebracht dat de loonsverhoging per 1 juli 2011 wordt berekend over het op dat moment overeengekomen loon, óók indien dit uitgaat boven het voor de betreffende werknemer geldende CAO-schaalbedrag. De strekking hiervan was dat ook de zogenoemde ‘bovenschaligen’ zouden profiteren van de collectieve loonaanpassing.
- 2.8.
De eerdere ‘verrekeningsmogelijkheid’ van artikel 6.2 van de CAO 2008-2010 is in de CAO 2010-2012 niet teruggekeerd. Uit het verslag van de op 17 maart 2011 tussen CAO-partijen gevoerde bespreking: ‘Verrekening: dit is voor vakbonden een principiële zaak. Zij kunnen aan hun leden niet uitleggen dat eerder gegeven loonsverhogingen verrekend mogen worden met de cao-verhoging van nu en willen dit dan ook niet opnemen in de cao. Als medewerkers met verrekening akkoord gaan, dan is er geen probleem. Maar als leden zich bij hun vakbond melden, dan zal deze hen bijstaan. Er volgt uitgebreide discussie en daarna wordt geschorst. Na de schorsing delen de bonden mee dat er geen enkele mogelijkheid is om een verrekeningsafspraak te maken. Als leden zich bij hen melden wanneer toch is verrekend, dan zullen bonden een juridische procedure niet uit de weg gaan. Werkgevers geven aan dat zij, in het belang van alle leden, een cao-akkoord op dit punt niet zullen laten stuklopen, als dit akkoord er vandaag komt. Zeeman en VAB Hema, partijen in de cao-commissie, hebben ‘tegen’ gestemd, maar het collectieve belang heeft zwaarder gewogen.’
- 2.9.
De VAB-leden hebben bij brief van 3 augustus 2011 aan hun werknemers, aan wie de loonsverhogingen per 1 juli 2008 en 1 februari 2009 waren toegekend, het volgende meegedeeld: ‘(-) Omdat de onderhandelingen met de vakbonden in het verleden zo lang sleepten, hebben wij met ingang van 1 juli 2008 en 1 februari 2009 geheel vrijwillig en onverplicht, vooruitlopend op een later te sluiten cao, als voorschot loonsverhogingen doorgevoerd van 2% (2008) en 1,5% (2009). Wij hebben je toen schriftelijk laten weten dat wij deze vrijwillige voorschotten op toekomstige cao loonsverhogingen te zijner tijd zullen gebruiken om de later met de vakbonden in de cao af te spreken loonsverhoging te verrekenen. Je hebt toen dus van ons tweemaal een loonsverhoging gekregen als voorschot op de later in de cao vast te stellen loonsverhoging. Het eerste vrijwillig betaalde voorschot uit 2008 (2%) is al eerder verrekend met de loonsverhoging uit de vorige cao. Wij mogen nu dus nog het tweede vrijwillig betaalde voorschot (1,5%) met je verrekenen. Conform de cao afspraken geldt de loonsverhoging van 2% uit de nieuwe cao uitsluitend voor alle lonen tot 38 uur tot een maximum van € 2.062,-- bruto per maand. Op het deel van jouw bruto maandloon dat uitstijgt boven deze maximum grens van € 2.062,-- bruto is de afgesproken cao verhoging dus niet van toepassing. Wij zullen jouw maandsalaris dus verhogen met 0,5% voor het deel van jouw salaris dat niet hoger is dan € 2.062,-- bruto per maand. (-)’
- 2.10.
Ondanks aanmaning en sommatie hebben de bedoelde werkgevers het loon van genoemde werknemers per 1 juli 2011 niet verder willen verhogen dan zij reeds hadden gedaan. CBW-Mitex en VAB hebben zich op het standpunt gesteld dat hun leden daartoe ook niet verplicht zijn en dat zij de eerder per 1 februari 2009 toegekende loonsverhoging mochten verrekenen met de CAO-loonsverhoging met ingang van 1 juli 2011. Pogingen van partijen om het geschil in der minne te regelen, hebben niet tot overeenstemming geleid.
De vorderingen en de standpunten van partijen
De vordering in conventie
- 3.1.
De vakbonden vorderen de veroordeling van CBW-Mitex om binnen een week na betekening van het vonnis VAB schriftelijk op te roepen om te bevorderen dat de leden van VAB aan hun werknemers de loonsverhoging per 1 juli 2011 van 2% over het onmiddellijk voorafgaand aan 1 juli 2011 geldende loon, en voor zover dit op basis van een fulltime dienstverband hoger is dan € 2.062,-- bruto per maand alleen over dat bedrag, zonder enige verrekening alsnog betalen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag voor elke dag dat CBW-Mitex in gebreke blijft hieraan te voldoen.
- 3.2.
Bij akte hebben de vakbonden hun eis vermeerderd, in die zin dat zij tevens vorderen dat CBW-Mitex wordt veroordeeld om binnen een week na betekening van het vonnis de bij haar aangesloten leden van VAB schriftelijk op te roepen om aan hun werknemers de loonsverhoging per 1 juli 2011 van 2% over het onmiddellijk voorafgaand aan 1 juli 2011 geldende loon, en voor zover dit op basis van een fulltime dienstverband hoger is dan € 2.062,-- bruto per maand alleen over dat bedrag, zonder enige verrekening alsnog te betalen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag voor elke dag dat CBW-Mitex in gebreke blijft hieraan te voldoen.
- 3.3.
De vakbonden vorderen voorts de veroordeling van VAB om binnen een week na betekening van het vonnis haar leden op te roepen om aan hun werknemers de loonsverhoging per 1 juli 2011 van 2% over het onmiddellijk voorafgaand aan 1 juli 2011 geldende loon, en voor zover dit op basis van een fulltime dienstverband hoger is dan € 2.062,-- bruto per maand alleen over dat bedrag, zonder enige verrekening alsnog te betalen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag voor elke dag dat VAB in gebreke blijft hieraan te voldoen.
- 3.4.
De vakbonden vorderen tevens dat CBW-Mitex en VAB, hoofdelijk worden veroordeeld om aan zowel FNV Bondgenoten als aan CNV Dienstenbond een schadevergoeding van € 5.000,-- te betalen, alsmede om aan elk van hen € 5.000,-- te betalen ter vergoeding van de kosten die zij hebben moeten maken om CBW-Mitex en VAB ertoe te brengen de CAO na te leven.
- 3.5.
Ten slotte vorderen de vakbonden dat CBW-Mitex en VAB worden veroordeeld in de proceskosten.
- 4.1.
De vakbonden leggen aan hun vordering ten grondslag dat de leden van VAB, die als lid van CBW-Mitex gehouden zijn de CAO 2010-2012 na te leven, met ingang van 1 juli 2011 aan hun werknemers de CAO-loonsverhoging van 2% over het tot die datum voor hen geldende loon (althans tot een bedrag van € 2.062,-- bruto per maand op fulltime basis) dienen uit te betalen. Dat loon is het per 1 februari 2009 met 1,5% verhoogde loon. De werkgevers hebben zich jegens hun werknemers ten onrechte beroepen op verrekening van de CAO-loonsverhoging per 1 juli 2011 met de eerder per 1 juli 2008 en 1 februari 2009 toegekende loonsverhogingen. Deze mogelijkheid van verrekening, althans van vermindering van de CAO-loonsverhoging met een eerder door de werkgevers toegekende loonsverhoging, kent de CAO 2010-2012 niet. De ‘verrekeningsmogelijkheid’, zoals die in eerdere CAO’s was opgenomen, is niet teruggekeerd in de CAO 2010-2012. Tijdens de bespreking van 17 maart 2011 is het verzet van werkgeverszijde tegen het door de vakbonden verlangde schrappen van dat beding gestaakt. Op grond van de CAO 2010-2012 zijn de bedoelde werkgevers daarom verplicht de CAO-loonsverhoging van 2% per 1 juli 2011 door te voeren, zonder daarop de eerder toegekende loonsverhogingen in mindering te mogen brengen. Dat de werkgevers hun werknemers er in een eerder stadium op hebben gewezen dat de per 1 juli 2008 en 1 februari 2009 toegekende loonsverhogingen zouden worden verrekend, maakt dit niet anders. Die mededelingen zijn uitdrukkelijk gedaan met het oog op het uitblijven van de CAO 2008-2010. In die CAO is de ‘verrekeningsmogelijkheid’ beperkt tot de verrekening van na 1 januari 2008 toegekende loonsverhogingen ‘met in deze CAO afgesproken loonsverhogingspercentages’. Na de verrekening met de CAO-loonsverhoging per 1 oktober 2009 was het door de werkgevers gemaakte voorbehoud uitgewerkt, zodat de in de CAO 2010-2012 bepaalde loonsverhoging van 2% moet worden toegepast op het loon dat de werknemers tot 1 juli 2011, derhalve op het loon zoals dat laatstelijk per 1 februari 2009 was verhoogd.
- 4.2.
Waar de leden van VAB de CAO 2010-2012 niet correct naleven, rust op CBW-Mitex en VAB de verplichting om hen op te roepen de CAO correct na te leven. CBW-Mitex is ook verplicht om VAB zelf op te roepen om te bevorderen dat haar leden de CAO correct naleven, zo stellen de vakbonden. De vordering is gegrond op de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (Wet CAO), althans op artikel 6:162 BW, nu CBW-Mitex en VAB onrechtmatig handelen door na te laten te bevorderen dat hun leden de CAO correct naleven. Daarenboven vorderen de vakbonden onder meer vergoeding van geleden schade.
Het verweer in conventie
- 5.1.
CBW-Mitex en VAB betwisten de vordering. VAB maakt bezwaar tegen de eisvermeerdering, omdat zij zich tegen hetgeen daaraan (blijkens het verhandelde ter comparitie) ten grondslag is gelegd nog niet heeft kunnen verweren. CBW-Mitex en VAB beroepen zich op de niet-ontvankelijkheid van de vakbonden omdat zij, bij gebreke van werknemers die het niet eens zijn met de verrekening per 1 juli 2011, geen redelijk belang hebben bij hun vordering. Door tot dagvaarding over te gaan, handelen de vakbonden ook in strijd met het door hen op 17 maart 2011 ingenomen standpunt dat er ‘geen probleem’ is als een werknemer met verrekening akkoord gaat.
- 5.2.
Ten gronde voeren CBW-Mitex en VAB tegen de vordering van de vakbonden aan dat hun leden de CAO 2010-2012 correct hebben nageleefd. Uitsluitend omdat zij hun werknemers niet de dupe hebben willen laten worden van het na 31 december 2007 uitblijven van een nieuwe CAO, zijn per 1 juli 2008 en 1 februari 2009 de lonen (met 2% respectievelijk 1,5%), vooruitlopend op een later in het CAO-overleg overeen te komen CAO-loonsverhoging, de lonen van hun werknemers tijdelijk, vrijwillig en onverplicht verhoogd. Aan de werknemers is schriftelijk meegedeeld dat beide loonsverhogingen zouden vervallen zodra een nieuwe CAO zou worden gesloten, en zouden worden vervangen door de bij CAO af te spreken loonsverhoging. De loonsverhogingen hadden derhalve het karakter van een voorschot op de loonsverhoging waarop de werknemers op grond van een latere CAO recht zouden blijken te hebben. Op grond van de ‘verrekeningsmogelijkheid’ van artikel 6.2 van de CAO 2008-2010 mochten de bedoelde werkgevers de na 1 januari 2008 toegekende vrijwillige loonsverhogingen verrekenen met, derhalve in mindering te brengen op, de CAO-loonsverhoging (van 2%) per 1 oktober 2009. Waar zij toen de loonsverhoging per 1 februari 2009, die inmiddels tot 1 oktober 2009 was uitbetaald, hadden mogen terugvorderen, hebben zij hiervan, ten gunste van de werknemers, afgezien. De per 1 februari 2009 vrijwillig toegekende loonsverhoging (van 1,5%) is ook op en na 1 oktober 2009 gehandhaafd en uitbetaald. In de brief die de VAB-leden hierover destijds aan de werknemers hebben gestuurd, hebben de werkgevers zich het recht voorbehouden om die loonsverhoging wèl te verrekenen met de loonsverhoging waarop de CAO 2010-2012 recht mocht geven. Dat de CAO 2010-2012 niet meer de vroegere ‘verrekeningsmogelijkheid’ bevat, betekent niet dat aan de werkgevers geen beroep meer toekwam op verrekening van de per 1 februari 2009 doorgevoerde vrijwillige loonsverhoging met de CAO-loonsverhoging van 2% per 1 juli 2011. Met de per die datum uitbetaalde loonsverhoging van 0,5%, berekend over het toen geldende loon (inclusief de eerdere verhoging van 1,5%), zijn de werknemers niets tekort gekomen. Integendeel: dat hen voorschotten op de latere CAO-loonsverhogingen zijn toegekend, was juist in hun voordeel.
- 5.3.
Uit het feit dat de ‘verrekeningsmogelijkheid’ uit eerdere CAO’s niet opnieuw is opgenomen in de CAO 2010-2012 volgt niet dat de werkgevers de verleende voorschotten niet mogen verrekenen met latere CAO-loonsverhogingen. Daarover hebben CAO-partijen blijkens het gespreksverslag van 17 maart 2011 met elkaar geen overeenstemming bereikt. De werkgevers ontlenen de bevoegdheid tot verrekening aan het bepaalde in artikel 7:632 lid 1, aanhef en onder c BW, althans aan de nawerking van artikel 6.2 van de CAO 2008-2010. De CAO 2010-2012 verbiedt verrekening niet.
De vordering in reconventie
- 6.1.
CBW-Mitex vordert de veroordeling van FNV Bondgenoten en CNV Dienstenbond om aan haar te voldoen € 10.000,-- aan schadevergoeding voor geleden reputatie- en andere schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2012 tot de voldoening. Voorts vordert CBW-Mitex dat de vakbonden worden veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis van hun website te verwijderen de uitlatingen, inhoudende dat CBW-Mitex en/of haar leden artikel 6.2 van de CAO niet correct naleven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.500,-- per (gedeelte van een) dag dat de vakbonden hieraan niet voldoen. Ook vordert CBW-Mitex dat de vakbonden worden veroordeeld binnen dezelfde termijn te rectificeren hun uitlatingen, gedaan op hun website, bij nieuwsbrief en in de pers, dat CBW-Mitex en/of haar leden artikel 6.2 van de CAO niet correct naleven, op straffe van verbeurte van eenzelfde dwangsom. Ten slotte vordert CBW-Mitex dat de vakbonden worden veroordeeld om, binnen dezelfde termijn en op straffe van verbeurte van eenzelfde dwangsom, aan haar leden een brief te verzenden, waarin wordt meegedeeld dat CBW-Mitex bij haar leden correcte naleving van artikel 6.2 van de CAO heeft bevorderd en dat haar leden die CAO-bepaling correct naleven, een en ander met veroordeling van de vakbonden in de proces- en nakosten.
- 6.2.
CBW-Mitex legt aan haar vordering ten grondslag dat de vakbonden zich in genoemde media, zonder grond, negatief en onnodig grievend over haar en haar leden hebben uitgelaten, door mee te delen dat CBW-Mitex de juiste naleving van de CAO niet heeft bevorderd en dat haar leden de CAO niet correct hebben nageleefd. Dit is in strijd met de verplichtingen die voor de vakbonden uit de CAO voortvloeien, althans onrechtmatig. Hierdoor is de goede naam van CBW-Mitex en die van haar leden geschaad. Door de onjuiste en harde opstelling van de vakbonden heeft CBW-Mitex zich tevens genoopt gezien veel tijd te besteden aan de weerlegging van hun standpunt.
Het verweer in reconventie
- 7.
De vakbonden betwisten de vordering. Er is geen sprake van dat zij de CAO niet naleven. Daarom biedt het bepaalde in de artikelen 15 en 16 van de Wet CAO geen grondslag voor de vordering van CBW-Mitex. De vakbonden hebben door hun wijze van berichtgeving over het geschil met CBW-Mitex ook niet onrechtmatig gehandeld. Zij waren gerechtigd hun standpunt daarover kenbaar te maken en hebben daarbij geen onwelvoeglijke taal gebruikt. Er is geen grond voor rectificatie. De gestelde schade wordt betwist.
De beoordeling van het geschil
In conventie
- 8.1.
Op het bezwaar dat VAB, op grond van de eisen van een goede procesorde, heeft gemaakt tegen de vermeerdering van de eis door de vakbonden, zal de kantonrechter niet beslissen, nu VAB daarbij geen belang heeft. Zoals volgt uit hetgeen hierna wordt overwogen, kan de bij eisvermeerdering ingestelde vordering ook bij inhoudelijke beoordeling niet slagen. Ook op het door CBW-Mitex en VAB opgeworpen niet-ontvankelijkheidverweer behoeft niet worden beslist, omdat honorering van dat verweer niet leidt tot een andere uitkomst van dit geding dan een beoordeling ten gronde. Overigens faalt dit verweer evenzeer, omdat ter comparitie is gebleken dat zich onder de leden van zowel FNV Bondgenoten als CNV Dienstenbond enige werknemers van CBW-Mitex- en VAB-leden bevinden die zich niet hebben willen neerleggen bij de wijze waarop jegens hen het bepaalde in artikel 6.2 van de CAO 2010-2012 is toegepast.
- 8.2.
De vakbonden stellen zich op het standpunt dat de aan de CAO 2010-2012 gebonden werkgevers, die lid zijn van CBW-Mitex en van VAB, verplicht zijn om aan hun werknemers met ingang van 1 juli 2011 de in deze CAO overeengekomen loonsverhoging van 2% toe te kennen over het tot die datum voor hen geldende loon (althans tot een bedrag van € 2.062,-- bruto per maand op fulltime basis). CBW-Mitex en VAB hebben dit weersproken en betoogd dat de werkgevers deze CAO-loonsverhoging mochten verrekenen met de eerdere loonsverhoging per 1 februari 2009, zoals zij - naar niet in geschil is - ook de CAO-loonsverhoging met ingang van 1 oktober 2009 hebben mogen verrekenen met de eerdere loonsverhoging per 1 juli 2008. De kantonrechter overweegt hieromtrent het volgende.
- 8.3.
Voor zover partijen met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 14 januari 2000 (NJ 2000, 273 inzake Boonen/Quicken) anders mochten hebben willen betogen, wordt voorop gesteld dat zich hier niet de problematiek van de zogenoemde ‘pakketvergelijking’ voordoet, waarover in dat arrest de staf is gebroken. Het geschil van partijen betreft enkel de vraag of de betrokken werkgevers hebben gehandeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.2 van de CAO 2010-2012 door de daarin geregelde loonaanpassing met ingang van 1 juli 2011 te verminderen met de per 1 februari 2009 reeds onverplicht toegekende loonsverhoging, waardoor het loon van de betreffende werknemers per 1 juli 2011 nog slechts met 0,5% werd verhoogd.
- 8.4.
Ook het beroep dat CBW-Mitex en VAB, onder verwijzing naar HR 8 april 2011
(NJ 2011, 371 inzake AbaKabo FNV/Unieke Kinderopvang), op de nawerking van de ‘verrekeningsmogelijkheid’ van artikel 6.2 van de CAO 2008-2010 hebben gedaan, faalt.
De Hoge Raad heeft in dat arrest uitgemaakt dat de doorwerking van een arbeidsvoorwaarde, die al dan niet zijn oorsprong vindt in een eerdere - inmiddels geëxpireerde - CAO, (behoudens andersluidende bepalingen) niet eindigt bij de inwerkingtreding van een (latere) CAO met een minimum karakter, indien de bedoelde arbeidsvoorwaarde onderdeel is gaan uitmaken van de individuele arbeidsovereenkomst en deze arbeidsvoorwaarde voor de werknemer gunstiger is dan hetgeen de (nieuwe) CAO dienaangaande bepaalt. Deze situatie doet zich in dit geding niet voor, nu de CAO 2010-2012 niet de ‘verrekeningsmogelijkheid’ kent die voordien nog was opgenomen in artikel 6.2 van de CAO 2008-2010. Daarmee is artikel 6.2 van de CAO 2010-2012 gunstiger voor de werknemer dan de daaraan voorafgegane CAO. Hieraan doet niet af dat het in artikel 6.2, vierde paragraaf, tweede volzin van de CAO 2008-2010 vervatte vereiste, dat de werknemer bij toekenning van een loonsverhoging is gewezen op de mogelijkheid van verrekening, strekte ter bescherming van de werknemer tegen een verrekening waarmee hij geen rekening heeft hoeven houden. Beslissend is dat artikel 6.2 van de CAO 2010-2012 niet meer het beding van verrekening bevat dat tengevolge van de CAO 2008-2010 onderdeel van de individuele arbeidsovereenkomsten was gaan uitmaken. Met de inwerkingtreding van de CAO 2010-2012 eindigde dan ook de doorwerking van artikel 6.2, vierde paragraaf van de CAO 2008-2010. Het eindigen van bedoelde doorwerking heeft niet tot gevolg dat de werkgevers de loonsverhoging (van 1,5%) per 1 februari 2009 niet mochten verrekenen met de CAO-loonsverhoging (van 2%) met ingang van 1 oktober 2009, doch slechts dat zij zich daarvoor niet meer op artikel 6.2 van de CAO 2008-2010 konden baseren.
- 8.5.
Partijen hebben zich in hun beschouwingen over de vraag of artikel 6.2 van de CAO 2010-2012 grondslag biedt voor de litigieuze verrekening (zoals van werkgeverszijde is bepleit), dan wel daaraan in de weg staat (zoals de vakbonden betogen), uitgelaten over de uitleg van die CAO-bepaling en over het gevolg dat moet worden verbonden aan de omstandigheid dat de ‘verrekeningsmogelijkheid’, zoals die in eerdere CAO’s was opgenomen, daarin niet is teruggekeerd. Partijen zijn het erover eens dat het bij deze uitleg aankomt op de betekenis die naar objectieve maatstaven toekomt aan de bewoordingen waarin de CAO-bepaling is gesteld (en de eventuele toelichting daarop, die hier ontbreekt). Waar partijen betogen dat niettemin waarde toekomt aan hetgeen CAO-partijen blijkens het verslag van het overleg op 17 maart 2011 over de ‘verrekeningsmogelijkheid’ hebben besproken, miskennen zij dat de in de rechtspraak ontwikkelde norm voor de uitleg van CAO-bepalingen meebrengt dat aan de voor derden niet kenbare bedoeling van CAO-partijen bij die uitleg geen betekenis toekomt. Dit geldt ook als het geschil omtrent de uitleg is gerezen tussen partijen die bij de totstandkoming van de CAO waren betrokken. De kantonrechter laat daarom in het midden hoe bedoelde uitlatingen van CAO-partijen, gedaan voordat een CAO-akkoord werd bereikt, moeten worden begrepen.
Bij de uitleg van artikel 6.2 van de CAO 2010-2012 geeft de doorslag dat de ‘verrekenings-mogelijkheid’ van de CAO 2008-2010 niet meer in artikel 6.2 van de CAO 2010-2012 voorkomt. Die afwijking van de eerdere CAO-tekst springt voor werkgevers en werknemers die niet bij de totstandkoming van de nieuwe CAO waren betrokken, zoals de werkgevers en werknemers om wie het in dit geding gaat, zodanig in het oog dat zij ervan hebben mogen uitgaan dat de CAO 2010-2012 geen grondslag voor een dergelijke verrekening meer bood.
- 8.6.
Ook dit leidt evenwel niet tot de slotsom dat de werkgevers de loonsverhoging per 1 februari 2009 niet mochten verrekenen met de CAO-loonsverhoging met ingang van 1 oktober 2009. Uit het vervallen van de ‘verrekeningsmogelijkheid’, zoals die in de voorafgaande CAO’s nog wèl voorkwam, kan naar objectieve maatstaven niet worden afgeleid dat artikel 6.2 van de CAO 2010-2012 aan een dergelijke verrekening in de weg staat, indien daarvoor in de individuele arbeidsovereenkomst en de daarop toepasselijke wettelijke bepalingen een deugdelijke grondslag bestaat. De tekst van de CAO biedt daarvoor geen aanknopingspunt. Een dergelijk rechtsgevolg is ook niet aannemelijk. Het komt er daarom op aan of de werkgevers zich, zoals zij hebben betoogd, jegens hun werknemers terecht hebben beroepen op het voorschotkarakter en de tijdelijkheid van de per 1 februari 2009 toegekende loonsverhoging. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
- 8.7.
De brieven die de werkgevers bij gelegenheid van de toegekende loonsverhogingen per 1 juli 2008 en 1 februari 2009 aan hun werknemers hebben gestuurd, laten geen onduidelijkheid bestaan over de wijze waarop die toegekende loonsverhoging(en) in de individuele arbeidsverhoudingen moet(en) worden geduid. Met de verwijzing naar de stroef lopende CAO-onderhandelingen, op de uitkomst waarvan werd geanticipeerd, en door de gebruikte terminologie, hebben de werkgevers er geen misverstand over laten bestaan dat (ook) de toegekende loonsverhoging per 1 februari 2009 ‘tijdelijk (is) in afwachting van de totstandkoming van een nieuwe cao’, zal ‘komen te vervallen zodra er een nieuwe cao is gesloten’ en ‘als een voorschot’ op een nieuwe CAO-loonsverhoging moet worden beschouwd. In het midden kan blijven of de begrippen ‘verrekening’ en ‘voorschot’ juist zijn gebruikt (zoals de vakbonden hebben betwist). Nu vaststaat dat de loonsverhoging van 1,5% over de periode van 1 februari 2009 tot 1 oktober 2009 van de werknemers niet is teruggevorderd, moet die loonsverhoging worden beschouwd tijdelijk te zijn toegekend. Ook is duidelijk dat de loonsverhoging in de CAO 2008-2010 in de plaats zal treden van de per 1 februari 2009 toegekende loonsverhoging. Aldus is de loonsverhoging per 1 februari 2009 toegekend onder de ontbindende voorwaarde van een loonsverhoging in de CAO 2008-2010.
- 8.8.
De vraag die resteert is of die voorwaarde was uitgewerkt nadat de CAO-loonsverhoging met ingang van 1 oktober 2009 (van 2%) was verminderd met de eerdere loonsverhoging per 1 juli 2008 (van 2%). De vakbonden hebben dit verdedigd en daaraan de conclusie verbonden dat de per 1 februari 2009 toegekende loonsverhoging van 1,5% vanaf dat ogenblik - onvoorwaardelijk - tot het overeengekomen loon van de werknemers is gaan behoren, welk loon op grond van de CAO 2010-2012 vanaf 1 juli 2011 met 2% moet worden verhoogd. In dat verband wijzen de vakbonden erop dat de ‘verrekeningsmogelijkheid’ van artikel 6.2 van de CAO 2008-2010 slechts verrekening toestaat ‘met de in deze CAO afgesproken loonsverhogingpercentages.’ De kantonrechter verwerpt dit standpunt van de vakbonden. Niet weersproken is dat, zoals in de conclusie van antwoord van VAB onder 18. is gesteld, de werkgevers - na de CAO-loonsverhoging per 1 oktober 2009 te hebben verrekend met de eerdere loonsverhoging per 1 juli 2008 - zich jegens hun werknemers het recht hebben voorgehouden de loonsverhoging per 1 februari 2009 (van 1,5%) te verrekenen met een eventuele loonsverhoging in de CAO 2010-2012. Het stond hen jegens hun werknemers vrij om, toen bleek dat de loonsverhoging per 1 februari 2009 niet kon worden verrekend met de in de CAO 2008-2010 afgesproken loonsverhoging (omdat deze de loonsverhoging per 1 juli 2008 niet te boven ging), op het moment dat de loonsverhoging per 1 februari 2009 - zoals aangekondigd - was vervallen, deze loonsverhoging vanaf 1 oktober 2009 door te blijven betalen, opnieuw totdat in een volgende CAO een loonsverhoging zal worden afgesproken waarmee die alsnog kan worden verminderd. De kantonrechter oordeelt dat, ook zonder een dergelijk hernieuwd voorbehoud, de werknemers er redelijkerwijs niet op hebben mogen vertrouwen dat de loonsverhoging per 1 februari 2009 onvoorwaardelijk tot hun loon zou gaan behoren, indien de eerstvolgende loonsverhoging (in de CAO 2008-2010) niet zo hoog zou blijken te zijn dat daarmee de beide eerdere loonsverhogingen geheel zouden kunnen worden verrekend. Dat strookt niet met het karakter van de hen, in verband met het langslepende CAO-overleg, door de werkgevers toegekende loonsverhogingen.
- 8.9.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de bedoelde werkgevers niet verplicht zijn om aan hun werknemers met ingang van 1 juli 2011 de in de CAO 2010-2012 afgesproken loonsverhoging van 2% toe te kennen over het tot die datum voor hen geldende, dus per 1 februari 2009 al verhoogde, loon. Zij mochten zich ertoe beperken dit loon met ingang van 1 juli 2011 te verhogen met 0,5%, zijnde het verschil tussen de in de CAO 2010-2012 afgesproken loonsverhoging (van 2%) en de per 1 februari 2009 reeds toegekende loonsverhoging (van 1,5%). Hierop stuiten alle onderdelen van de vordering van de vakbonden af.
- 8.10.
De vakbonden worden, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proces- en de nakosten. De proceskosten worden aan de zijde van CBW-Mitex en VAB begroot op twee punten van € 600,--.
In reconventie
- 9.1.
CBW-Mitex vordert van de vakbonden onder meer een schadevergoeding en een rectificatie van hun eerdere uitlatingen. De vakbonden hebben deze vordering betwist.
- 9.2.
De vordering is niet toewijsbaar. Voor zover de vordering is gegrond op het bepaalde in de artikelen 15 en 16 Wet CAO, heeft CBW-Mitex nagelaten aan te voeren welke CAO- bepaling de vakbonden zouden hebben geschonden. Door zich in het geschil over de toepassing van artikel 6.2 van de CAO 2010-2012 uit te laten, zoals zij hebben gedaan, hebben de vakbonden jegens CBW-Mitex niet gehandeld in strijd met hun verplichting zich te gedragen overeenkomstig de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt. De overgelegde tekst van de gewraakte uitlatingen is, hoezeer ook - gelet op het hierboven, in conventie, overwogene - rechtens onjuist, niet in zodanig grievende bewoordingen gesteld dat daardoor de reputatie van CBW-Mitex is geschaad. Het stond de vakbonden vrij om hun, van dat van CBW-Mitex afwijkende, standpunt ook extern bekend te maken. Het past binnen de, in de verhouding tussen CAO-partijen, gebruikelijke retoriek om het eigen standpunt krachtig te verwoorden. Dat maakt die uitlatingen niet - zonder meer - onrechtmatig.
- 9.3.
CBW-Mitex wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van de vakbonden begroot op één punt van € 300,--.
De beslissing
De kantonrechter:
in conventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt FNV Bondgenoten en CNV Dienstenbond tot betaling van de proceskosten aan de zijde van CBW-Mitex, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.200,-- aan salaris gemachtigde;
veroordeelt FNV Bondgenoten en CNV Dienstenbond, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door CBW-Mitex volledig aan deze proceskostenveroordeling voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- -
€ 100,-- aan salaris gemachtigde;
- -
te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
veroordeelt FNV Bondgenoten en CNV Dienstenbond tot betaling van de proceskosten aan de zijde van VAB, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.200,-- aan salaris gemachtigde;
veroordeelt FNV Bondgenoten en CNV Dienstenbond, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door VAB volledig aan deze proceskostenveroordeling voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- -
€ 100,-- aan salaris gemachtigde;
- -
te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
in reconventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt CBW-Mitex tot betaling van de proceskosten aan de zijde van FNV Bondgenoten en CNV Dienstenbond, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 300,-- aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2013.