NJB 2013/2311
Roekeloosheid in de zin van art. 175 lid 2 WVW 1994. Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid in de zin van deze bepaling zal de rechter zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. In casu tekortschietende bewijsvoering
HR 15-10-2013, ECLI:NL:HR:2013:960
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 oktober 2013
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, W.F. Groos, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
11/03632
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:960, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑10‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:362, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑04‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑10‑2012
- Wetingang
Essentie
Roekeloosheid in de zin van art. 175 lid 2 WVW 1994. Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid in de zin van deze bepaling zal de rechter zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. In casu tekortschietende bewijsvoering
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld omdat hij als bestuurder van een personenauto (merk: Volvo) daarmede heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.