NJB 2013/2311:Roekeloosheid in de zin van art. 175 lid 2 WVW 1994. Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid in de zin van deze bepaling zal de rechter zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. In casu tekortschietende bewijsvoering