Zaaksnr. 200.153.376/01; ECLI:NL:GHARL:2015:5537.
HR, 19-02-2016, nr. 15/05080
ECLI:NL:HR:2016:285
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19-02-2016
- Zaaknummer
15/05080
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:285, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑02‑2016; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2015:5537, Niet ontvankelijk
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2686, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:2686, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑11‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:285, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Cassatie; art. 426a lid 1 Rv. Niet-ontvankelijkheid. Verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad.
Partij(en)
19 februari 2016
Eerste Kamer
15/05080
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [verzoeker 1]
2. [verzoekster 2] ,beiden wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKERS tot cassatie,
t e g e n
LIANDER INFRA OOST N.V.,gevestigd te Arnhem,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s. en Liander.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 431918 CV EXPL 13-1647 van de kantonrechter te Leeuwarden van 20 augustus 2013 en 7 januari 2014;
b. het arrest in de zaak 200.153.376/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 juli 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.
[verzoeker] c.s. hebben bij brief van 23 november 2015 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het op 21 oktober 2015 ingekomen verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ondertekend door een advocaat bij deHoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoeker] c.s. in hun beroep niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] c.s. niet-ontvankelijk in hun beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 19 februari 2016.
Conclusie 13‑11‑2015
Inhoudsindicatie
Cassatie; art. 426a lid 1 Rv. Niet-ontvankelijkheid. Verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad.
15/05080
Mr. F.F. Langemeijer
13 november 2015
Conclusie inzake:
[verzoeker 1] en [verzoekster 2]
tegen
Liander Infra Oost N.V.
1. Op 21 juli 2015 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden arrest gewezen1.op het hoger beroep van [verzoeker 1] en [verzoekster 2] (hierna: verzoekers) tegen vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland (sector kanton, locatie Leeuwarden) van 20 augustus 2013 en 7 januari 2014.
2. Bij brief van 14 oktober 2015 hebben verzoekers zich gewend tot de Hoge Raad met het verzoek genoemd arrest van 21 juli 2015 te vernietigen, met verdere beslissingen als in die brief vermeld. Het verzoekschrift is niet ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad.
3. De griffier van de Hoge Raad heeft bij brief van 23 oktober 2015 verzoekers gewezen op de noodzaak van procesvertegenwoordiging door een advocaat bij de Hoge Raad en hen in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen 14 dagen te herstellen2.. Van deze gelegenheid hebben verzoekers geen gebruik gemaakt. Bij brief van 29 oktober 2015 hebben zij de griffier laten weten dat zij geen advocaat bij de Hoge Raad bereid hebben gevonden voor hen cassatieberoep in te stellen. Zij verzoeken de Hoge Raad niettemin te worden toegelaten tot het geding in cassatie.
4. Aan dit laatste verzoek kan geen gevolg worden gegeven. De wet, art. 426a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, schrijft ondertekening van het cassatieverzoekschrift door een advocaat bij de Hoge Raad voor. Het argument dat verzoekers geen advocaat bereid hebben gevonden kan de wettelijke bepalingen over verplichte procesvertegenwoordiging niet opzij zetten. Bovendien kan de Deken van de Orde van Advocaten op grond van art. 13 Advocatenwet een advocaat aanwijzen, tenzij er gegronde redenen zijn om dit niet te doen.
Opmerking verdient nog dat het beroep in cassatie tegen een beslissing zoals het onderhavige arrest van het hof bij dagvaarding moet worden ingesteld3..
5. De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
a - g
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 13‑11‑2015
Zie voor deze herstelmogelijkheid: HR 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI0773, NJ 2010/212.
Asser Procesrecht/Korthals Altes en Groen, 2015 nr. 209; zie ook: HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:833.