RvdW 2020/703
Wijziging vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel.
HR 26-05-2020, ECLI:NL:HR:2020:914
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 mei 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers
- Zaaknummer
19/01604
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS204161:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:914, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑05‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:207, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑03‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑01‑2020
- Wetingang
Art. 7 EVRM; art. 15 IVBPR; art. 49 Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie; art. 36f Sr; art. 6:4:20 Sv; art. 573 (oud) Sv
Essentie
Wijziging vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel; directe werking met ingang van 1 januari 2020; geen ambtshalve cassatie op dit punt. Vervolg op Hof Arnhem-Leeuwarden 22 maart 2019, NJFS 2019/263.
Samenvatting
Een sinds het plegen van het delict opgetreden verandering van regels van sanctierecht moet door de rechter met onmiddellijke ingang worden toegepast, indien en voor zover die verandering in de voorliggende zaak ten gunste van de verdachte werkt. Door de wetgever geformuleerde bijzondere overgangsbepalingen moet de rechter buiten toepassing laten indien die niet passen binnen art. 7 EVRM, art. 15 lid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.