Hof 's-Hertogenbosch, 13-12-2006, nr. R200601064
ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ7656
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
13-12-2006
- Zaaknummer
R200601064
- LJN
AZ7656
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ7656, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 13‑12‑2006; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 202 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]
- Vindplaatsen
JBO 2006/78 met annotatie van H.J. Bos
Uitspraak 13‑12‑2006
Inhoudsindicatie
Afwijzing verzoek voorlopig deskundigenonderzoek naar bodemverontreiniging. Door partijen zijn al een aantal onderzoekingen verricht. De stand van het geding in hoger beroep (de memorie van grieven is al genomen) en het doel van het verzoek (bewijsvergaring) staan aan honorering in de weg.
Partij(en)
Rekestnummer R200601064
BESCHIKKING VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
zevende kamer, van 13 december 2006,
gegeven in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijk-heid [X. B.V.],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoeker,
verder te noemen: [X.],
advocaat en procureur: mr. R. Stiekema,
tegen:
[Y.],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
verder te noemen: [Y.],
advocaat en procureur: mr. C.P. Liesker,
1. Het verloop van het geding
1.1.
Bij verzoekschrift, ter griffie van het hof binnenge-komen op 14 september 2006, heeft [X.] verzocht een (voor-lopig) deskundigenonderzoek te bevelen, een deskundige te benoemen ter beantwoording van door haar voorgestelde vra-gen. Het rapport van de deskundige zal worden ingebracht in de procedure die tussen partijen bij het hof aanhangig is onder rolnummer C06/732. Het gaat daarin om het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 15 maart 2006 in de zaken onder rolnummer 120901/HA ZA 05-77 en 121223/HA ZA 05-149.
1.2.
[Y.] heeft een verweerschrift ingediend. Daarin vraagt hij het verzoek van [X.] af te wijzen en haar te veroordelen in de kosten.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 november 2006. Daarbij zijn de door de advocaten van par-tijen de wederzijdse standpunten nader toegelicht, door de advocaat van [X.] (mr. Verhoeven te Waalre, vervangende mr. Stiekema) aan de hand van schriftelijke aantekeningen.
1.4.
Partijen hebben uitspraak gevraagd. Deze is bepaald op heden.
2. De gronden van het verzoek
Het hof verwijst naar de inhoud van het verzoekschrift.
3. De beoordeling
3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1.
[X.] (als koper) en [Y.] (als verkoper) hebben op 12 februari 2003 een koopovereenkomst gesloten inzake de bedrijfsruimte met kantoor en bedrijfswoning, met onder-grond en erf, gelegen te [plaatsnaam] aan de [adres] tegen een koopsom van € 1.270.584,61. Een koopcontract is opge-maakt.
3.1.2.
Tussen partijen zijn geschillen ontstaan die be-trekking hebben op de omvang en de mate van bodemveront-reiniging en de daarmee samenhangende saneringskosten. De volgende rapporten liggen daaraan ten grondslag.
- -
Het aan het koopcontract gehechte rapport van bodem-onderzoek uitgevoerd door Milieutechnisch Adviesbureau Heel B.V. dd. 14 februari 2003 en 14 maart 2003;
- -
Het verkennend NVN bodemonderzoek Inpijn-Blokpoel dd. 22 januari 1996;
- -
Het rapport van het door [X.] ingeschakelde bureau Archimil B.V. dd. 5 oktober 2004;
- -
Het in opdracht van Limbra B.V. en [Y.] grondverzet-machines B.V. (ondernemingen van verweerder) door Tritium Advies B.V. uitgevoerde vergelijkend onder-zoek waaromtrent is gerapporteerd op 23 november 2004;
- -
Het nader onderzoek door [Y.] Milieutechniek B.V. te Zaltbommel die rapporteerde op 20 mei 2005. Door Archimil is op deze rapportage gereageerd bij brief van 22 juni 2005.
3.1.3.
[X.] heeft [Y.] in rechte betrokken en heeft, kort gezegd nakoming van de koopovereenkomst geëist en veroor-deling van [Y.] tot betaling van € 900.000,- ter vergoe-ding van saneringskosten. [Y.] heeft [X.] in rechte be-trokken. Hij vorderde, kort gezegd, een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst is ontbonden en betaling van de contractuele boete.
3.1.4.
De rechtbank heeft in beide zaken tegelijk, op 15 maart 2006, vonnis gewezen en, kort gezegd, [X.] in het ongelijk en [Y.] in het gelijk gesteld.
3.2.
[X.] verzoekt nu deskundigenrapportage omdat zij meent dat het voor de procedure in tweede aanleg van groot belang is ‘eens en voor altijd’ duidelijk in kaart te brengen wat de verontreinigingssituatie is van het per-ceel. Zij meent dat het perceel substantieel meer veront-reinigd is dan haar ten tijde van het sluiten van de koop-overeenkomst door [Y.] is meegedeeld middels de rapportage van Milieu Adviesbureau Heel B.V. Voorts stelt zij dat het verlangde deskundigenonderzoek het spoedig verloop van de appelprocedure en daarmee de proceseconomie ten goede komt, met name omdat ten tijde van het pleidooi met die rapportage in de hand niet hoeft te worden gespeculeerd over eventuele uitkomsten van een later te gelasten des-kundigenonderzoek.
3.3.
Het hof overweegt omtrent het verzoek als volgt.
3.3.1.
In HR 13 september 2002, NJ 2004/18) werd overwo-gen:
Indien een verzoek voldoende concreet en ter zake dienend is en feiten bevat die zich lenen voor een onderzoek door een deskundige, zal het moeten worden toegewezen, tenzij de rechter in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden aanwezig oordeelt op grond waarvan moet worden aangenomen dat toewij-zing van het verzoek strijdig is met een goede pro-cesorde of moet afstuiten op een ander, door de rech-ter zwaarwichtig geoordeeld, bezwaar.
3.3.2.
Bij het hanteren van deze maatstaf kan de aard van het voorlopig deskundigenrapport niet uit het oog worden verloren. Het deskundigenrapport strekt ertoe om, naast een bewijsrechtelijke functie, de rechter voor te lichten over bepaalde aspecten van de feiten. Voorts dient de stand van het geding in aanmerking te worden genomen. Deze kan meebrengen dat de kamer van het hof die over het on-derhavige verzoek oordeelt een waardering van de proces-kansen van partijen buiten beschouwing moet laten en zich dient te onthouden van het innemen van standpunten die vooruitlopen op hetgeen de behandelende kamer relevant voor de beoordeling van de geschillen zal vinden. Ten slotte dient gelet te worden op het doel van het deskundi-genbericht en de noodzaak daarvan.
3.3.3.
Het door [X.] verlangde voorlopig deskundigenon-derzoek dient er in dit geval niet toe haar de mogelijk-heid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstan-digheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raad-zaam is een procedure te beginnen en, als daartoe wordt overgegaan, beter te kunnen aangeven op grond waarvan een vordering wordt ingesteld of in hoger beroep voort te zetten (vgl. HR 6 februari 1998, NJ 1999/478). In dit verband is van belang vast te stellen dat partijen in ho-ger beroep hun standpunten al volledig hebben ontvouwd in de memories van grieven en antwoord.
3.3.4.
Het verlangde deskundigenrapport strekt er evenmin toe bewijs veilig te stellen dat, als het onderzoek niet zou worden uitgevoerd verloren dreigt te gaan. Ter zitting heeft [Y.] verklaard niet voornemens te zijn het perceel aan een derde te verkopen vóór de afloop van deze procedu-re. Partijen zijn het er bovendien over eens dat de omvang en mate van vervuiling in de loop der tijd niet of slechts nauwelijks wijziging zal ondergaan.
3.3.5.
[X.] wil met het verlangde deskundigenrapport, zo-als zij aangaf ter zitting, bewijs leveren en aldus haar proceskansen verbeteren. Zij verkeert kennelijk in de stellige verwachting dat de te benoemen deskundige haar standpunt zal volgen en met nieuwe aan onderzoek te ontle-nen feiten zal onderbouwen. En inderdaad valt voorshands niet uit te sluiten dat zodanige andere feiten naar voren zullen komen. Tegenover dit belang van [X.] staan in dit stadium van het geding evenwel zwaarwegende bezwaren.
- 3.3.7.
Bij de beoordeling van het onderhavig verzoek moet in aanmerking worden genomen dat het geenszins valt uit te sluiten dat de behandelde kamer zich niet voldoende voor-gelicht acht door de geproduceerde rapporten om, zonder verdere bewijslevering, de geschillen te kunnen beslech-ten. Bovendien is de behandelde kamer gehouden om een vol-doende concreet en ter zake doend bewijsaanbod te honore-ren. Tegen deze achtergrond bestaat er thans weinig nood-zaak voor weer een nieuw deskundigenonderzoek met het aan-gegeven doel.
- 3.3.8.
Daar komt bij dat de onderhavige fase van het ge-ding in de hoofdzaak – na de conclusiewisseling maar voor-afgaande aan het pleidooi – zich slecht leent voor bewijs-levering. [X.] stelt weliswaar dat met het onderzoek door de te benoemen deskundige de bodemverontreiniging eens en voor altijd in kaart wordt gebracht, maar dat dit gaat ge-beuren staat niet bij voorbaat vast. De rapportage kan aanleiding geven tot tegenonderzoeken of herbeoordelingen door andere onderzoekers, verhoren van de onderzoekers of getuigen. Anders gezegd: het valt bepaald niet uit te sluiten dat het debat tussen partijen wordt verhevigd en uitgebreid. De goede procesorde is niet gediend bij uit-breiding van dit debat dit stadium van het geding.
- 3.3.9.
Bovendien verschillen partijen van mening over de te stellen onderzoeksvragen, de daarbij te hanteren uit-gangspunten en de saneringsdoelstellingen. De vraagstel-ling kan, anders [X.] kennelijk meent, niet los worden ge-maakt van het te beoordelen geschil waarin dwaling een grote rol speelt. De kamer die dit verzoek behandelt ziet – mede in verband met het stadium waarin het geding zich bevindt - geen noodzaak om thans al zodanige vragen te formuleren of om de deskundige zodanige instructies te ge-ven dat aan dit meningsgeschil tegemoet wordt gekomen. Niet valt in te zien dat de beslissing van de behandelende kamer op die meningsverschillen niet kan worden afgewacht.
- 3.3.10.
Daar komt bij dat de behandelende kamer naast de voorgestelde vragen wellicht nog aanvullende of andere vragen aan de deskundige zou willen stellen of de vragen in een ander perspectief wil stellen. Een aanvullende rap-portage valt dan niet uit te sluiten. Tegen deze achter-grond zal die kamer, althans een door haar aan te wijzen raadsheer-commissaris, ook beter toegerust zijn om het on-derzoek te begeleiden.
- 3.3.11.
Hetgeen hiervoor werd overwogen leidt tot de con-clusie dat er in dit stadium van het geding overwegende bezwaren bestaan die zodanig van aard en omvang zijn dat het belang van [X.] bij het vergaren van (aanvullend) be-wijs daarvoor moet wijken. Het verzoek kan niet worden ge-honoreerd.
- 3.3.12.
[X.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen.
4. De uitspraak
Het hof:
wijst af het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek.
veroordeelt [X.] in de kosten aan de zijde van [Y.] geval-len, tot op heden begroot op € 894,- voor salaris procu-reur.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Den Hartog Jager, Van den Bergh en Philips en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 december 2006.