RVR 2015/106
Extinctieve verjaring. Is ‘niet ondubbelzinnig bezitter’ hetzelfde als ‘houder’, met als gevolg dat het interversieverbod van art. 3:111 BW aan extensieve verjaring als bedoeld in art. 3:105 BW in de weg staat?
HR 04-09-2015, ECLI:NL:HR:2015:2463
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
4 september 2015
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot, M.V. Polak, V. van den Brink
- Zaaknummer
14/01834
- Conclusie
plv. P-G C.L. de Vries Lentsch-Kostense
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS922122:1
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Goederenrecht / Eigendom, bezit en houderschap
Goederenrecht / Genotsrechten
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:2463, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑09‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:505, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑04‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑03‑2014
- Wetingang
Art. 3:105, 3:111, 3:314 lid 2 BW
Essentie
Extinctieve verjaring. Interversieverbod. Bezit. Houderschap.
Is ‘niet ondubbelzinnig bezitter’ hetzelfde als ‘houder’, met als gevolg dat het interversieverbod van art. 3:111 BW aan extensieve verjaring als bedoeld in art. 3:105 BW in de weg staat?
Samenvatting
Verweerder woont sinds het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw in een woning op een perceel, aanvankelijk met zijn ouders die de woning huurden van de gemeente, die eigenares was van het perceel. Sinds 15 januari 1982 is verweerder erfpachter van het perceel. Op 24 juni 1994 heeft verweerder de blote eigendom van het perceel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.