RvdW 2015/726
1. Voor verlof als bedoeld in art. 552p Sv is geen vordering tot verlenen daarvan vereist. 2. Tot het oordeel dat een rechtshulpverzoek niet vatbaar is voor inwilliging, zal de rechter slechts kunnen komen indien hij heeft vastgesteld dat het daadwerkelijk gaat om stukken die onder een verschoningsrecht vallen.
HR 02-06-2015, ECLI:NL:HR:2015:1450
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 juni 2015
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, N. Jörg, V. van den Brink
- Zaaknummer
14/00325
- Conclusie
A-G mr. G. Knigge
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:1450, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑06‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:796, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑04‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑07‑2014
- Wetingang
Art. 218, 552p lid 2 Sv
Essentie
1. Volgens art. 552p lid 2 Sv worden in de daar bedoelde gevallen de daar vermelde stukken en gegevensdragers ter beschikking van de OvJ gesteld onderscheidenlijk aan buitenlandse autoriteiten afgegeven voor zover de rechtbank daartoe verlof heeft verleend. Een daartoe strekkende vordering van de OvJ is niet vereist. Partiële niet-ontvankelijkverklaring van de OvJ in zijn vordering tot het verlenen van verlof als bedoeld in art. 552p Sv is derhalve onjuist.
2. Oordeel dat inwilliging van het rechtshulpverzoek voor zover dat betrekking heeft op inbeslaggenomen ‘e-mails aan of van geheimhouders’ in strijd zou zijn met fundamentele beginselen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.