Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/59/EU betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen
Artikel 96 Afwikkeling van EU-bijkantoren
Geldend
Geldend vanaf 02-07-2014
- Bronpublicatie:
15-05-2014, PbEU 2014, L 173 (uitgifte: 12-06-2014, regelingnummer: 2014/59/EU)
- Inwerkingtreding
02-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2014, PbEU 2014, L 173 (uitgifte: 12-06-2014, regelingnummer: 2014/59/EU)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De lidstaten dragen er zorg voor dat afwikkelingsautoriteiten over de nodige bevoegdheden beschikken om een maatregel te nemen ten aanzien van een EU-bijkantoor dat niet onder een afwikkelingsprocedure van een derde land valt of dat onder een procedure van een derde land valt en waarvoor één van de in artikel 95 bedoelde voorwaarden geldt.
De lidstaten dragen er zorg voor dat artikel 68 op de uitoefening van dergelijke bevoegdheden van toepassing is.
2.
De lidstaten dragen er zorg voor dat de krachtens lid 1 vereiste bevoegdheden door de afwikkelingsautoriteiten mogen worden uitgeoefend indien de afwikkelingsautoriteit oordeelt dat een maatregel noodzakelijk is in het algemeen belang en aan een of meer van de volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
het EU-bijkantoor vervult niet langer, of vervult waarschijnlijk niet langer, de door het nationale recht opgelegde voorwaarden voor het verlenen van de vergunning en de uitoefening van de werkzaamheden binnen de betrokken lidstaat, en het valt niet te verwachten dat een maatregel van de particuliere sector, een toezichthouder of een betrokken derde land ervoor zou zorgen dat het bijkantoor wederom aan de voorwaarden voldoet, dan wel het falen van het bijkantoor binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen;
- b)
de instelling van het derde land is, naar het oordeel van de afwikkelingsautoriteit, niet bereid of niet in staat of waarschijnlijk niet in staat te voldoen aan haar verplichtingen jegens schuldeisers uit de Unie of aan via het bijkantoor ontstane of geboekte verplichtingen wanneer deze opeisbaar worden, en de afwikkelingsautoriteit is ervan overtuigd dat er ten aanzien van die instelling van het derde land binnen een redelijke termijn geen afwikkelingsprocedures of insolventieprocedures van een derde land zijn geopend of zullen worden geopend;
- c)
de betrokken autoriteit van een derde land heeft afwikkelingsprocedures van een derde land ten aanzien van de instelling van het derde land geopend, of heeft de afwikkelingsautoriteit in kennis gesteld van haar voornemen om een dergelijke procedure te openen.
3.
Indien een afwikkelingsautoriteit een onafhankelijke maatregel met betrekking tot een EU-bijkantoor treft, houdt zij rekening met de afwikkelingsdoelstellingen en treft zij de maatregel overeenkomstig de volgende beginselen en vereisten, voor zover deze relevant zijn:
- a)
de in artikel 34 vastgelegde beginselen;
- b)
de vereisten van titel IV, hoofdstuk III, met betrekking tot de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten.