Einde inhoudsopgave
Wet op de rechterlijke organisatie
Artikel 103 [Definitief budget Raad voor de rechtspraak]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2011
- Bronpublicatie:
19-05-2011, Stb. 2011, 256 (uitgifte: 31-05-2011, kamerstukken: 32562)
- Inwerkingtreding
01-07-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-06-2011, Stb. 2011, 324 (uitgifte: 29-06-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Onze Minister maakt aan de Raad zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie bekend, welk budget hij toekent aan de Raad en de gerechten gezamenlijk. Indien het budget afwijkt van het geraamde budget, bedoeld in artikel 101, is de tweede volzin van dat artikel van overeenkomstige toepassing.
2.
Indien het budget afwijkt van het geraamde budget, bedoeld in artikel 101, wijzigt de Raad de begroting.
3.
Beslissingen tot andere wijzigingen van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen.
4.
De Raad doet de noodzakelijke uitgaven binnen de grenzen van de vastgestelde of gewijzigde begroting.