Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 6/2002 betreffende Gemeenschapsmodellen
Artikel 85 Vermoeden van geldigheid — Verweer ten gronde
Geldend
Geldend vanaf 06-03-2002
- Bronpublicatie:
12-12-2001, PbEG 2002, L 3 (uitgifte: 05-01-2002, regelingnummer: 6/2002)
- Inwerkingtreding
06-03-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2001, PbEG 2002, L 3 (uitgifte: 05-01-2002, regelingnummer: 6/2002)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Modellen- en merkenrecht
1.
In een procedure inzake een rechtsvordering betreffende inbreuk of dreigende inbreuk van een ingeschreven Gemeenschapsmodel gaat de rechtbank voor het Gemeenschapsmodel ervan uit dat het Gemeenschapsmodel rechtsgeldig is. De rechtsgeldigheid kan slechts worden aangevochten bij wege van een reconventionele vordering tot nietigverklaring. Wanneer echter de exceptie van nietigheid van een Gemeenschapsmodel anders dan bij wege van een reconventionele rechtsvordering wordt opgeworpen, is dit middel slechts ontvankelijk voorzover de verweerder stelt dat het Gemeenschapsmodel op grond van een ouder nationaal modelrecht in de zin van artikel 25, lid 1, onder d), waarvan hij houder is, nietig zou kunnen worden verklaard.
2.
In een procedure inzake een rechtsvordering betreffende inbreuk of dreigende inbreuk van een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel gaat de rechtbank voor het Gemeenschapsmodel ervan uit dat het Gemeenschapsmodel rechtsgeldig is, indien de houder het bewijs levert dat de in artikel 11 bedoelde voorwaarden zijn vervuld, en indien hij aangeeft in welk opzicht zijn Gemeenschapsmodel een eigen karakter heeft. De verweerder kan de rechtsgeldigheid ervan evenwel aanvechten bij wege van exceptie of door een reconventionele rechtsvordering tot nietigverklaring.