Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 6/2002 betreffende Gemeenschapsmodellen
Artikel 25 Nietigheidsgronden
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2008
- Bronpublicatie:
18-12-2006, PbEU 2006, L 386 (uitgifte: 01-01-2006, regelingnummer: 1891/2006)
- Inwerkingtreding
01-01-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-11-2007, PbEU 2007, L 291 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Modellen- en merkenrecht
1.
Een Gemeenschapsmodel kan slechts in de volgende gevallen nietig worden verklaard:
- a)
het model stemt niet overeen met de omschrijving van artikel 3, onder a);
- b)
het beantwoordt niet aan de voorwaarden van de artikelen 4 tot en met 9;
- c)
de houder van het recht kan krachtens een rechterlijke beslissing geen aanspraak op het Gemeenschapsmodel maken uit hoofde van artikel 14;
- d)
het Gemeenschapsmodel is strijdig met een ouder model dat na de datum van indiening van de aanvraag of, wanneer aanspraak op voorrang wordt gemaakt, na de datum van voorrang voor het publiek beschikbaar is gesteld, en dat vanaf een aan deze datum voorafgaand tijdstip wordt beschermd
- i)
als ingeschreven Gemeenschapsmodel dan wel door een aanvraag om inschrijving als Gemeenschapsmodel,
of
- ii)
door een ingeschreven modelrecht van een lidstaat, dan wel door een aanvraag om een zodanig recht,
of
- iii)
door een modelrecht dat is ingeschreven overeenkomstig de Akte van Genève bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen en modellen van nijverheid, vastgesteld in Genève op 2 juli 1999 (hierna de ‘Akte van Genève’ te noemen), goedgekeurd bij Besluit van de Raad en dat rechtsgevolgen heeft in de Gemeenschap, of door een aanvraag om een zodanig recht;
- e)
in een later model wordt van een onderscheidend teken gebruik gemaakt en het Gemeenschapsrecht of het recht van de lidstaat dat op dat teken van toepassing is, staat de houder van het recht op het teken toe dat gebruik te verbieden;
- f)
in het model wordt zonder toestemming gebruik gemaakt van een werk dat in een lidstaat auteursrechtelijk is beschermd;
- g)
het model vormt een oneigenlijk gebruik van een van de in artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs ter bescherming van de industriële eigendom, hierna ‘Verdrag van Parijs’ genoemd, genoemde zaken, of van kentekenen, emblemen en wapens die niet onder genoemd artikel 6 ter vallen en die in een lidstaat van bijzonder algemeen belang zijn.
2.
De in lid 1, onder c), vermelde grond kan alleen worden ingeroepen door degene die uit hoofde van artikel 14 aanspraak kan maken op het Gemeenschapsmodel.
3.
De in lid 1, onder d), e) en f), vermelde gronden kunnen alleen door de aanvrager of de houder van het oudere recht worden ingeroepen.
4.
De in lid 1, onder g), vermelde grond kan alleen door de belanghebbende worden ingeroepen.
5.
De leden 3 en 4 gelden onverminderd de vrijheid van de lidstaat om te bepalen dat de in lid 1, onder d) en g), vermelde gronden ook ambtshalve door de bevoegde instantie van die lidstaat kunnen worden ingeroepen.
6.
Een ingeschreven Gemeenschapsmodel dat overeenkomstig lid 1, onder b), e), f) of g), nietig is verklaard, kan in gewijzigde vorm worden gehandhaafd, indien het in die vorm aan de beschermingsvoorwaarden voldoet en het model zijn identiteit behoudt. Handhaving in gewijzigde vorm kan erin bestaan dat de inschrijving vergezeld gaat van een verklaring van de houder van het ingeschreven Gemeenschapsmodel dat hij gedeeltelijk afziet van aanspraken op dat recht, of van een vermelding in het register van een rechterlijke beslissing of een beslissing van het Bureau waarbij het ingeschreven Gemeenschapsmodel gedeeltelijk nietig is verklaard.