NJB 2014/207:Huur woonruimte. Duurzame gemeenschappelijke huishouding. Een 59-jarige zoon vordert voortzetting van de huur van een aan zijn overleden moeder verhuurde woning, stellende dat hij zijn gehele leven in die woning heeft gewoond en met zijn moeder een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd. Het hof wijst de vordering af en overweegt daarbij onder meer dat de zoon feitelijk steeds het (jongste) kind in huis is gebleven en zich door zijn moeder liet verzorgen, zodat sprake was van een gebrek aan wederkerigheid. HR: Het oordeel van het hof geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en berust op een aan de feitenrechter voorbehouden waardering van de feiten en omstandigheden in hun onderling verband. Deze waardering is niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd