Hof Amsterdam, 26-10-2022, nr. 23-002803-20
ECLI:NL:GHAMS:2022:3782
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
26-10-2022
- Zaaknummer
23-002803-20
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2022:3782, Uitspraak, Hof Amsterdam, 26‑10‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:262
Uitspraak 26‑10‑2022
Inhoudsindicatie
Vrijspraak mensenhandel en koppelarij. Veroordeling voor medeplegen van witwassen tot en een taakstraf voor de duur van 80 uren.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002803-20
datum uitspraak: 26 oktober 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 december 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-159814-20 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2000,
adres: [adres 1] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 april 2022 en 12 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.primairhij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2019 tot en met 31 december 2019 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [benadeelde] (geboren op [geboortedag 2] 2004), (telkens)
(sub 2)
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [benadeelde] , terwijl die [benadeelde] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, en/of
(sub 5)
ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [benadeelde] (telkens) enige handeling( en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [benadeelde] zich daardoor beschikbaar zou( den) stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen, terwijl die [benadeelde] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, en/of
(sub 8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die/een ander of anderen, te weten die [benadeelde] , met en/of voor een derde tegen betaling, terwijl die [benadeelde] de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- -
tegen die [benadeelde] gezegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), het gezicht opensnijdt van meisjes die niet doen wat hij zegt, zodat iedereen kan zien dat zij een hoer zijn, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- -
(vervolgens) (een) mes(sen) getoond aan die [benadeelde] en/of (vervolgens) gezegd dat zij, die [benadeelde] , bang voor hem, verdachte en/of zijn mededader(s), moest zijn, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- -
(meermalen) die [benadeelde] gezegd dat zij ook dingen ging doen met de vrienden van verdachte en/of zijn mededader(s), althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- -
(meermalen) die [benadeelde] (in een auto) met verdachte en/of zijn mededader(s) seksuele handelingen laten verrichten en/of
- -
met verschillende personen, althans een persoon, een seksafspraak (tegen betaling) gemaakt met die [benadeelde] en/of
- -
met voornoemde perso(o)n(en) met de auto naar een woning gereden en/of
- -
die [benadeelde] met de auto naar vervoerd naar voornoemde woning, alwaar voornoemde seksafspraak heeft plaatsgevonden;
1.subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2019 tot en met 31 december 2019 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal (telkens), het plegen van ontucht door een minderjarige wiens minderjarigheid hij kent of redelijkerwijs moet vermoeden, te weten [benadeelde] (geboren op [geboortedag 2] 2004) met een derde opzettelijk heeft teweeggebracht en/of bevorderd,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- -
tegen die [benadeelde] gezegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), het gezicht opensnijdt van meisjes die niet doen wat hij zegt, zodat iedereen kan zien dat zij een hoer zijn, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- -
(vervolgens) (een) mes(sen) getoond aan die [benadeelde] en/of (vervolgens) gezegd dat zij, die [benadeelde] , bang voor hem, verdachte en/of zijn mededader(s), moest zijn, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- -
(meermalen) die [benadeelde] gezegd dat zij ook dingen ging doen met de vrienden van verdachte en/of zijn mededader(s), althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- -
(meermalen) die [benadeelde] (in een auto) met verdachte en/of zijn mededader(s) seksuele handelingen laten verrichten en/of
- -
met verschillende personen, althans een persoon, een seksafspraak (tegen betaling) gemaakt met die [benadeelde] en/of
- -
met voornoemde perso(o)n(en) met de auto naar een woning gereden en/of
- -
die [benadeelde] met de auto naar vervoerd naar voornoemde woning, alwaar voornoemde seksafspraak heeft plaatsgevonden alwaar [benadeelde] seksuele handelingen met één of meer personen moest verrichtten.
2.hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2019 tot en met 31 december 2019 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , te weten het zich door die [benadeelde] laten pijpen;
3.hij op of omstreeks 13 april 2020 te Alphen aan den Rijn en/of Aalsmeer en/of Uithoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere geldbedrag(en) (van in totaal €10.159,25), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of
omgezet, en/of van een of meerdere geldbedrag(en) (van in totaal €10.159,25) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die/dat geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Vrijspraak feit 1 primair (mensenhandel)
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde, omdat de verdachte hierin een wezenlijke rol heeft gespeeld.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte het oogmerk had op seksuele uitbuiting van de aangeefster en omdat de rol van de verdachte bij het tenlastegelegde niet als medeplegen kan worden aangemerkt.
Het hof oordeelt als volgt.
Het hof stelt vast dat de aangeefster in de periode van 15 augustus 2019 tot en met 31 december 2019 seksueel is uitgebuit door de medeverdachte [medeverdachte] . De laatste wordt wegens (onder andere) mensenhandel veroordeeld bij arrest van dit gerechtshof van 26 oktober 2022. De vraag is of ook de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (seksuele) uitbuiting van de aangeefster, alleen of tezamen en in vereniging met (een) ander(en).
Uit het dossier valt wel af te leiden dat de verdachte wel enige betrokkenheid heeft gehad bij de seksuele uitbuiting van de aangeefster door de medeverdachte [medeverdachte] . Zo heeft de verdachte de aangeefster naar de woning in de [adres 2] gebracht (alwaar door de medeverdachte [medeverdachte] een seksafspraak voor haar was geregeld). Daarnaast blijkt uit de [social media 1] -conversatie een dag later tussen de aangeefster en een [social media 1] -account dat valt toe te schrijven aan de verdachte, dat hij op enig moment ook zelf aanwezig is geweest in die woning. Er is echter geen bewijs voorhanden waaruit blijkt dat de verdachte de aangeefster naar de woning heeft gebracht of dat de verdachte in de woning aanwezig is geweest met het oogmerk van uitbuiting. Ook kan niet worden bewezen dat de verdachte degene is geweest die de aangeefster ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van de seksuele handelingen in de woning. De verdachte kan derhalve niet als pleger van de ten laste gelegde mensenhandel worden aangemerkt.
Voor medeplegen (in de vorm van 'in vereniging') moet sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Het hof is van oordeel dat de hiervoor genoemde concrete gedragingen van de verdachte van onvoldoende gewicht zijn om te kunnen spreken van medeplegen. Evenmin kan het hof daaruit het oogmerk van uitbuiting bij de verdachte afleiden dat voor het bewijs van medeplegen vereist is. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde mensenhandel.
Vrijspraak feit 1 subsidiair (koppelarij)
Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat de verdachte (bewust) het plegen van ontucht door de aangeefster met (een) derde(n) opzettelijk (ook niet in voorwaardelijke zin) teweeg heeft gebracht of heeft bevorderd, zodat naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair ten laste is gelegd en zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 2 (ontucht)
De aangeefster heeft verklaard dat zij de verdachte in de ten laste gelegde periode meermalen oraal heeft bevredigd. De verdachte heeft dit van meet af aan stellig ontkend en stelt dat hij nooit seksuele handelingen met haar heeft verricht. Anders dan de advocaat-generaal acht het hof de video waarop de medeverdachte [medeverdachte] wordt gepijpt door de aangeefster en waarop de naam ‘ [verdachte] ’ (de voornaam van de verdachte) wordt genoemd, onvoldoende om als steun voor de verklaring van de aangeefster te dienen, zodat naar het oordeel van het hof uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte zich door de aangeefster heeft laten pijpen. Voor dit feit zal het hof de verdachte daarom eveneens vrijspreken.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde.
De verdediging heeft vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde witwassen bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat het geld op de schermafbeelding (aangetroffen op de telefoon van [naam 1] ) echt is. Een causaal verband tussen de foto en het afgetapte telefoongesprek kan evenmin worden bewezen, aldus de verdediging. Voorts kan niet bewezen worden dat het geld afkomstig is van een misdrijf of dat de verdachte dit wist of redelijkerwijs moest vermoeden.
Oordeel van het hof
Het hof stelt op grond van de inhoud van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het volgende vast.
Op 20 april 2020 doet de directeur van het vastgoedbedrijf [bedrijf] B.V. aangifte van oplichting. Door een telefonische babbeltruc op 13 april 2020 heeft de aangever een geldbedrag van in totaal € 260.260,10 overgemaakt naar drieëntwintig verschillende bankrekeningen. Uit de aangifte volgt dat er als onderdeel hiervan op 13 april 2020 een bedrag van € 10.159,25 is over gemaakt naar een rekening met het rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam 2] .
Op de inbeslaggenomen telefoon van de medeverdachte [naam 1] is een schermafbeelding aangetroffen van de rekening van [naam 2] , op welke rekening op 13 april 2020 een bedrag van € 10.159,25, afkomstig van [bedrijf] B.V., is bijgeschreven. Uit deze schermafbeelding volgt eveneens dat er op 13 april 2020 vijfmaal een opname van € 2.000,00 van deze rekening is gedaan. Diezelfde dag om 21.17 uur heeft er een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [naam 1] en de gebruiker van een telefoon met nummer * [telefoonnummer] . Genoegzaam gebleken is uit een proces-verbaal van bevindingen van de politie dat de verdachte de gebruiker is van dit telefoonnummer. De verdachte, gebruiker van dit telefoonnummer, zegt in dit telefoongesprek tegen [naam 1] dat hij “5 keer 2 ruggen” heeft gepind en dat hij het geld al aan ‘ [bijnaam] ’ heeft gegeven. In de telefoon van [naam 1] is voorts nog een schermafbeelding aangetroffen met aanmaakdatum 13 april 2020 om 21.03 uur. Op deze schermafbeelding is een persoon te zien met een pakketje bankbiljetten in zijn hand. Deze persoon is door verbalisant [verbalisant] herkend als zijnde de verdachte. De foto is afkomstig van het [social media 2] ‘ [bijnaam] ’. Anders dan de verdediging ziet het hof – gelet op de samenhang in de tijdstippen alsmede de inhoud van het getapte gesprek en hetgeen er te zien is op de foto – wel degelijk causaal verband tussen de foto en het getapte telefoongesprek.
Gelet op deze feiten en omstandigheden acht het hof bewezen dat de verdachte op 13 april 2020 te Aalsmeer een bedrag van € 10.000 heeft gepind van een rekening waarop kort daarvoor een door oplichting verkregen geldbedrag was bijgeschreven. De verklaring van de verdachte, inhoudende dat het geld dat hij vasthoudt op de foto aangetroffen in de telefoon van [naam 1] , nepgeld betreft, acht het hof, gelet op het voorgaande en mede nu deze verklaring pas in hoger beroep is afgelegd, dan ook ongeloofwaardig.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.hij op 13 april 2020 te Aalsmeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een geldbedrag voorhanden heeft gehad en overgedragen, terwijl hij wist dat dat geldbedrag geheel onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
Hetgeen onder 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van witwassen.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met bijzondere voorwaarden en met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen. De verdachte heeft geldbedragen opgenomen van een bankrekening, zeer kort nadat deze geldbedragen door oplichting van een bedrijf afhandig waren gemaakt. Door zo te handelen is de verdachte – met kennelijk enkel oog voor het eigen financiële gewin – een onmisbare schakel geweest in een keten van strafbare feiten met als doel een grote som geld afhandig te maken van het bedrijf. Bovendien vormt witwassen een ernstige bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van
27 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof zal de vordering van de advocaat-generaal niet volgen, al omdat de verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde mensenhandel en ontucht met een minderjarige. Het hof is van oordeel dat op het bewezenverklaarde feit niet anders kan worden gereageerd dan met een taakstraf. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte first offender is en sinds het begaan van het onderhavige feit niet met politie en justitie in aanraking is gekomen. Het hof ziet, gelet op de bewezenverklaring, geen aanleiding om de door de advocaat-generaal gevorderde bijzondere voorwaarden op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.000,00, bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. C.J. van der Wilt en mr. F.A. Hartsuiker, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 oktober 2022.
mr. C.J. van der Wilt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]