Vgl. HR 8 april 2008, LJN BC6000.
HR, 15-12-2009, nr. 07/10136
ECLI:NL:HR:2009:BK2083
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15-12-2009
- Zaaknummer
07/10136
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BK2083
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BK2083, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑12‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BK2083
ECLI:NL:PHR:2009:BK2083, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑10‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BK2083
- Vindplaatsen
Uitspraak 15‑12‑2009
Inhoudsindicatie
Toezegging aanhouding door Voorzitter Hof. De zaak is afgedaan, terwijl door de Voorzitter van het Hof aan de raadsman van verdachte is toegezegd dat het aanhoudingsverzoek door het Hof zou worden gehonoreerd. Daardoor heeft de zaak ten onrechte buiten de aanwezigheid van verdachte plaatsgevonden.
15 december 2009
Strafkamer
nr. 07/10136
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Enkelvoudige Kamer, van 14 juni 2007, nummer 23/001068-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel bevat de klacht dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep ten onrechte buiten de aanwezigheid van de verdachte heeft plaatsgehad.
2.2. Tot de stukken van het geding behoren onder meer:
(i) een akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting van het Gerechtshof te Amsterdam van 14 juni 2007, inhoudende dat die dagvaarding op 19 april 2007 aan een huisgenoot van de verdachte is uitgereikt.
(ii) een faxbericht van de raadsman van de verdachte gericht aan de strafgriffie van het Gerechtshof te Amsterdam van 9 mei 2007 inhoudende onder meer het volgende:
"Betreft: aanhouding zitting 14-06-07 te 13.35
In belang van het onderzoek, alsmede dat van cliënt, [verdachte], verzoek ik u in bovengenoemde zaak om de zitting te verplaatsen naar een andere dag (...)"
(iii) een kopie van een schrijven van de griffier van het Gerechtshof te Amsterdam gericht aan de raadsman van de verdachte van 11 mei 2007 inhoudende onder meer het volgende:
"parketnummer: 23-001068-07
verdachte: [verdachte]
Weledelgestrenge heer/mevrouw,
Hierbij bericht ik u dat de behandeling van bovengenoemde strafzaak op 14 juni a.s. op uw verzoek wordt aangehouden.
(...)"
(iv) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 14 juni 2007 inhoudende onder meer het volgende:
"De verdachte, gedagvaard als:
(...)
is niet verschenen.
(...)
De raadsman van verdachte (...) is evenmin ter terechtzitting aanwezig.
(...)
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het gerechtshof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.
(...)
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en spreekt het arrest uit.
(...)
Opmerking van de griffier:
Bij het opmaken van dit proces-verbaal is gebleken dat de raadsheer op voorhand heeft ingestemd met het op 9 mei 2007 door de raadsman van de verdachte per fax gedane verzoek tot aanhouding van de zaak, om in die fax vermelde redenen. De raadsman is van deze aanhouding op 11 mei 2007 schriftelijk op de hoogte gesteld."
(v) het bestreden arrest van 14 juni 2007, inhoudende dat de verdachte bij verstek is veroordeeld.
2.3. Op grond van hetgeen hiervoor onder 2.2 is weergegeven, moet worden aangenomen dat namens de Voorzitter van het Hof aan de raadsman van de verdachte is toegezegd dat het aanhoudingsverzoek door het Hof zou worden gehonoreerd en dat de behandeling van de zaak zou worden aangehouden. Dit brengt mee dat de verdachte ervan mocht uitgaan dat de zaak op 14 juni 2007 niet inhoudelijk zou worden behandeld.
2.4. Het middel is gegrond.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 15 december 2009.
Conclusie 27‑10‑2009
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam wegens 1. ‘Niet naleving van het bepaalde bij artikel 70 van de Wet personenvervoer 2000’ veroordeeld tot een geldboete van € 130,- subsidiair 2 dagen hechtenis en wegens 2. ‘Niet naleving van het bepaalde bij artikel 70 van de Wet personenvervoer 2000’ veroordeeld tot een geldboete van € 130,- subsidiair 2 dagen hechtenis.
2.
Namens verdachte heeft mr. V.C. van der Velde, advocaat te Arnhem, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt over schending van verdachtes aanwezigheidsrecht, omdat het Hof schriftelijk te kennen heeft gegeven dat het aanhoudingsverzoek van de raadsman van verdachte zou worden toegewezen en verdachtes zaak niettemin toch is behandeld.
4.
Voor zover voor de beoordeling van het middel relevant, houdt het proces-verbaal van het Hof van 14 juni 2007 in:
‘De verdachte, gedagvaard als:
(…)
is niet verschenen.
(…)
De raadsman van verdachte (…)
is evenmin ter terechtzitting aanwezig.
(…)
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het gerechtshof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.
(…)
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en spreekt het arrest uit.
(…)
Opmerking van de griffier:
Bij het opmaken van dit proces-verbaal is gebleken dat de raadsheer op voorhand heeft ingestemd met het op 9 mei 2007 door de raadsman van de verdachte per fax gedane verzoek tot aanhouding van de zaak, om in die fax vermelde redenen. De raadsman is van deze aanhouding op 11 mei 2007 schriftelijk op de hoogte gesteld.’
5.
Tot de stukken van het geding behoort, voor zover voor de beoordeling van het middel relevant, een faxbericht van de raadsman van verdachte van 9 mei 2007, inhoudende:
‘Almere, 9 mei 2007
(…)
Edelachtbare Heer, Vrouwe,
In belang van het onderzoek, alsmede dat van cliënt, [verdachte], verzoek ik u in bovengenoemde zaak om de zitting te verplaatsen naar een andere dag, en wel om de navolgende reden:
Reden:
Op geplande tijdstip en dag ben ik verhinderd wegens een geplande huwelijksreis.
Aangezien cliënt enkel door ondergetekende wenst te worden bijgestaan is vervanging door kantoorgenoten geen optie. Volledigheidshalve vermeld ik dat de agenda van mijn kantoorgenoten geen vervanging toelaat.
Mag ik zo spoedig mogelijk van u vernemen.
Met vriendelijke groet,
V.C. van der Velde’
6.
Tot de stukken van het geding behoort, voor zover voor de beoordeling van het middel relevant, een schrijven van de griffier van het Gerechtshof Amsterdam van 11 mei 2007 aan verdachtes raadsman, inhoudende:
‘(…)
Weledelgestrenge heer/mevrouw,
Hierbij bericht ik u dat de behandeling van bovengenoemd strafzaak op 14 juni a.s. op uw verzoek wordt aangehouden.
Hopende u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben, verblijft,
Met vriendelijke groet,
De griffier’
7.
Het middel klaagt terecht dat het aanwezigheidsrecht van verdachte is geschonden. Immers, op grond van hetgeen hiervoor uit de stukken is weergegeven, moet worden aangenomen dat namens de raadsheer van het Hof aan de raadsman van verdachte is toegezegd dat het aanhoudingsverzoek zou worden gehonoreerd en dat de zaak voor onbepaalde tijd zou worden aangehouden. Dit brengt mee dat de verdachte ervan mocht uitgaan dat de zaak op 14 juni 2007 niet inhoudelijk zou worden behandeld.1.
8.
Het voorgaande brengt mee dat niet kan worden aangenomen dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de inhoudelijke behandeling van zijn zaak in hoger beroep aanwezig te zijn. Gelet op art. 6, eerste lid, EVRM dient de verdachte de mogelijkheid te hebben om de zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen.2.
9.
Het middel slaagt.3.
10.
Met het oog op de ontvankelijkheid van het cassatieberoep merk ik nog op dat niet van belang is of uit de brief van verdachtes raadsman zou kunnen worden opgemaakt dat de verdachte, die in hoger beroep niet in persoon is gedagvaard4., van de zitting van 14 juni 2007 op de hoogte is geweest (vgl. art. 432 lid 1 onder c Sv). Hij mocht er immers vanuit gaan dat de zaak voor onbepaalde tijd zou worden aangehouden. Het beroep in cassatie kon dus worden ingesteld na afloop van de in art 432 lid 1 Sv genoemde termijn.
11.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
12.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaalbij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 27‑10‑2009
HR 30 mei 2006, LJN AV6094; HR 8 april 2008, LJN BC6000.
Aan eventuele overschrijding van de redelijke termijn ga ik gezien HR 17 juni 2008, BD2578, NJ 2008, 358, rov. 3.5.3 voorbij. Overschrijding van de redelijke termijn leidt gezien HR 17 juni 2008, BD2578, NJ 2008, 358, rov. 3.6.2 onder C overigens niet tot strafvermindering.
Het geval van art. 432 lid 1 onder d Sv doet zich hier niet voor omdat niet binnen zes weken na het instellen van het hoger beroep is gedagvaard.