RI 2010/76
Preferentie. Is de vordering van een werknemer op basis van een sociaal plan van een 403-dochter preferent in faillissement van haar moedervennootschap op basis van diens 403-verklaring? (X/ Windt en Meijer q.q.)
Rb. Haarlem 16-11-2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:BN2783
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
16 november 2010
- Magistraten
Mrs. M.A.C. Hofman, K.I. de Jong, W.S.J. Thijs
- Zaaknummer
HAZA04-1712
- LJN
BN2783
- JCDI
JCDI:ADS874836:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsmarktbeleid en -bemiddeling
Insolventierecht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBHAA:2010:BN2783, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 28‑07‑2010
- Wetingang
BW art. 2:403, 3:277, 288
Essentie
Preferentie.
Is de vordering van een werknemer op basis van een sociaal plan van een 403-dochter preferent in faillissement van haar moedervennootschap op basis van diens 403-verklaring?
Samenvatting
Werknemer A heeft in 2000 een arbeidsovereenkomst gesloten met KPNQwest N.V. (‘KPNQwest’). KPNQwest heeft zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de uit rechtshandelingen van haar 100% dochter, KPNQwest IP Services B.V. (‘IP Services’) voortvloeiende schulden opdat deze kan profiteren van het verlichte regime van art. 2:403 BW. In verband met een interne reorganisatie is IP Services in de loop van 2002 het salaris van A gaan uitbetalen. Op grond ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.