Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht
Einde inhoudsopgave
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/4.3.1:4.3.1 Besluiten van de algemene vergadering of van een ander orgaan
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/4.3.1
4.3.1 Besluiten van de algemene vergadering of van een ander orgaan
Documentgegevens:
A.J.M. Klein Wassink, datum 14-05-2012
- Datum
14-05-2012
- Auteur
A.J.M. Klein Wassink
- JCDI
JCDI:ADS593854:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Parl. Gesch. Inv. Boek 2 BW, p. 1106.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Artikel 2:11 lid 1 (oud) BW was van toepassing op besluiten van de algemene vergadering. Door de gelijkschakeling in art. 2:13 lid 1 (oud) BW was het ook mogelijk besluiten van andere organen van een rechtspersoon te vernietigen. Aan het slot van art. 2:13 lid 1 (oud) BW werd daarop een uitzondering gemaakt. Als het andere orgaan niet bevoegd was het besluit te nemen, dan was het besluit nietig en niet vemietigbaar. Dit voorschrift bleek niet zo eenvoudig te zijn als het op het eerste gezicht leek. In het ontwerp Meijers en later in het regeringsontwerp ontbrak een bepaling als art. 2:13 (oud) BW nog. In de Memorie van toelichting werd het opnemen van dit voorschrift als volgt gemotiveerd:
`Volgens de regeling van art. 2.1.8a is een besluit van de algemene vergadering, dat in strijd is met een bepaling omtrent de bevoegdheid van de vergadering niet nietig, doch slechts vernietigbaar. Vernietiging van het besluit moet worden gevorderd binnen een jaar. Is de vordering tot vernietiging niet binnen deze termijn ingesteld, dan is het besluit in beginsel geldig. Dit systeem is aanvaardbaar voor besluiten van de algemene vergadering, doch niet voor besluiten van andere organen. Zo zou het bestuur van een vereniging buiten de ledenvergadering om tot statutenwijziging kunnen besluiten. Indien het besluit niet binnen een jaar wordt aangetast, is het besluit van kracht. De leden worden genoopt een proces tegen de vereniging te voeren, willen zij de machtsusurpatie van het bestuur ongedaan maken. De ondergetekende is van oordeel dat bevoegdheidsoverschrijding van andere organen van een rechtspersoon zwaarder moet worden gesanctioneerd. Een besluit waartoe zulk een orgaan niet bevoegd is, moet nietig zijn. De sanctie van nietigheid zal een belangrijke preventie geven tegen machtsusurpatie. Opgemerkt zij dat het aanvaarden van nietigheid in gevallen van onbevoegdheid in overeenstemming is met het geldende recht.'1
Dat een bepaling van deze strekking aan het uiteindelijke art. 2:11 (oud) BW werd toegevoegd, was een verbetering ten opzichte van het WvK. In art. 46a WvK was de vernietiging van besluiten van andere organen niet geregeld. Door interpretatie van die bepaling werd het mogelijk geacht de nietigheid van besluiten van andere organen in te roepen.