type:coll:
Rb. Midden-Nederland, 28-08-2017, nr. C/16/444457 / KG ZA 17-597
ECLI:NL:RBMNE:2017:4334
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
28-08-2017
- Zaaknummer
C/16/444457 / KG ZA 17-597
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2017:4334, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 28‑08‑2017; (Kort geding)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2018:1817
- Vindplaatsen
AR 2017/4481
Onderwijs Totaal 2018/750
Uitspraak 28‑08‑2017
Inhoudsindicatie
Het cijfer dat een Bredase scholiere voor haar eindexamen Frans kreeg, hoeft niet aangepast te worden. De voorzieningenrechter oordeelt dat het College van Toetsen en Examens niet onrechtmatig heeft gehandeld bij de afwikkeling van het eindexamen Frans. De scholiere legde op 19 mei van dit jaar het centraal schriftelijk examen Frans af. Op vraag 15 antwoorde ze ‘en effet’. Volgens het (aanvullend) correctievoorschrift van het College van Toetsen en Examens was dit antwoord niet goed. De scholiere kreeg voor het antwoord daarom geen punt. In een later stadium besloot het College dat ‘en effet’ alsnog een goed antwoord was. Omdat op dat moment alle examens al waren nagekeken, zijn álle leerlingen gecompenseerd, ongeacht welk antwoord was gegeven. De leerlinge kreeg voor haar eindexamen Frans een cijfer van 4,0 waardoor ze haar Vwo-diploma mis liep. Volgens de leerlinge zou ze een 4,1 hebben gekregen als ‘en effet’ als goed antwoord op het correctievoorschrift had gestaan. Met dat cijfer zou ze haar diploma wel gehaald hebben. Volgens de scholiere heeft het College van Toetsen en Examens onrechtmatig gehandeld door het correctievoorschrift niet tijdig aan te passen, danwel haar achteraf onvoldoende te compenseren. Of de scholiere inderdaad een 4,1 zou hebben gekregen als ‘en effet’ op het (aangepaste) correctievoorschrift had gestaan, valt achteraf niet meer vast te stellen, zo oordeelt de voorzieningenrechter. De leerlinge zou dan weliswaar een extra punt hebben gekregen, maar het is niet uit te sluiten dat ook de normeringsterm (die ervoor moet zorgen dat examens altijd even moeilijk zijn) zou zijn aangepast waardoor ze alsnog op een 4,0 zou zijn uitgekomen. Juist in situaties als deze, wanneer ná de beoordeling van examens nog onvolkomenheden worden geconstateerd, kan het College van Toetsen en Examens de volledige groep leerlingen compenseren door de normeringsterm aan te passen. Dit is in een speciale regeling vastgelegd. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van rechtmatige regelgeving die juist is toegepast. Dat dit in theorie mogelijk nadelig heeft uitgepakt voor de leerlinge, levert nog geen onrechtmatig handelen op. De voorzieningenrechter overweegt hierbij dat het behalen van een onvoldoende met een zo klein verschil in punten voor iedereen die dit overkomt uitermate zuur is. Echter, de systematiek van beoordelen heeft nu eenmaal in zich dat er grensgevallen zullen zijn.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/444457 / KG ZA 17-597
Vonnis in kort geding van 28 augustus 2017
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. W. Brussee te 's-Gravenhage,
tegen
het zelfstandig bestuursorgaan
COLLEGE VOOR TOETSEN EN EXAMENS,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. E.C. Pietermaat en mr. A.A.M. Elzakkers te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiseres] en het CvTE genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 15 augustus 2017 met 15 producties;
- -
productie 16 van [eiseres] ;
- -
producties 1 tot en met 11 van het CvTE;
- -
de mondelinge behandeling van 23 augustus 2017;
- -
de pleitnota van [eiseres] ;
- -
de pleitnota van CvTE.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Het CvTE is op grond van artikel 2 lid 2 van de Wet College voor toetsen en examens belast met onder meer de volgende taken op het gebied van de centrale examens:
- het tot stand brengen en bij regeling vaststellen van de beoordelingsnormen en de daarbij behorende scores;
- het geven van regels voor de omzetting van de scores in cijfers.
2.2.
Voor het CvTE geldt als uitgangspunt dat leerlingen met dezelfde vaardigheden die in een bepaald jaar een voldoende halen, dat in opvolgende jaren ook halen. De lat moet dus ieder jaar even hoog liggen. De hoogte van de lat wordt vastgesteld aan de hand van een referentie-examen, een examen uit een eerder jaar. Vervolgens wordt de vaardigheid van de examenkandidaten vastgesteld. Omdat het technisch onmogelijk is om alle examens voor een vak voor ieder schooljaar ‘precies even moeilijk’ te maken, wordt een normeringsterm (N-term) vastgesteld per examen door het CvTE. De N-term moet ervoor zorgen dat het cijfer naar boven of beneden wordt bijgesteld indien een examen moeilijker of makkelijker bleek dan vooraf was ingeschat. De prestatie-eisen blijven gelijk, zodat vaardiger leerlingen een hoger cijfer halen.
2.3.
Het examencijfer wordt op grond van de Regeling omzetting scores in cijfers centrale examens en rekentoets VO 2016 vastgesteld door de volgende formule toe te passen: cijfer = 9 x (behaalde score / maximale score) + normeringsterm (N-term).
2.4.
[eiseres] heeft op 19 mei 2017 het centraal schriftelijk examen vwo Frans 2017 afgelegd. [eiseres] heeft voor haar examen het cijfer 4 gehaald, die als volgt is berekend: 9 x (20/51) + 0,5 = 4,03. [eiseres] had eerder voor haar schoolexamen een 6,9 gehaald, zodat dit haar eindcijfer bracht op 6,9 + 4 = 10,9 / 2 = 5,45, afgerond een 5. Met de andere cijfers op haar cijferlijst is zij hiermee niet geslaagd. Bij een 5,5, afgerond een 6 als eindcijfer voor Frans zou zij wel zijn geslaagd.
2.5.
[eiseres] heeft op vraag 15 het antwoord ‘en effet’ gegeven. In het correctievoorschrift van het CvTE is het antwoord ‘Il s’(agit) als het enige goede antwoord aangemerkt. Het correctievoorschrift is een voorschrift, waar niet van mag worden afgeweken door de examinator bij het nakijken van het examen. [eiseres] kreeg daarom geen punt voor deze vraag. Na het examen ontving het CvTE reacties dat ‘en effet’ ook als juist antwoord moet worden aangemerkt. In het aanvullende correctievoorschrift dat na het examen is uitgegaan, is ‘en effet’ niet alsnog als juist antwoord opgenomen. Na het aanvullend correctievoorschrift kan het CvTE bij de vaststelling van de normering met een onvolkomenheid in het examen nog rekening houden door aanpassing van de N-term.
2.6.
Op 13 juni 2017 heeft een normeringsvergadering plaatsgevonden voor het examen Frans. Uit het verslag van de normeringsvergadering blijkt dat de technische N-term (zijnde de voor het examen vastgestelde normering) van 0,4 diende te worden aangepast naar 0,5, vanwege vraag 15. Het antwoord ‘en effet’ had, achteraf gezien, toch als goed antwoord aangemerkt moeten worden. De afwijking van de N-term is als volgt berekend: 9 x 0,67 x (1/51) = 0,118. Afgerond levert dit 0,1 op. De gehanteerde 0,67 ziet op het feit dat 67% van de leerlingen een punt had behaald voor vraag 15.
2.7.
Het CvTE heeft op 14 juni 2017 op Twitter het volgende bericht geplaatst:
‘Frans vwo: bij vraag 15 ‘en effet’ ook goed, compensatie 0,1. (…)’
2.8.
Mr. Brussee heeft op 3 augustus 2017 namens [eiseres] bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde normering van het examen Frans.
2.9.
Bij brief van 9 augustus 2017 heeft de voorzitter van het CvTE aan mr. Brussee teruggeschreven:
‘(…)
De N-term 0,4 is gebaseerd op de situatie zonder aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift heeft ook effect op de normering, omdat leerlingen meer punten halen. Het examen wordt dan als eenvoudiger beoordeeld en dat kan leiden tot een lagere N-term. Het effect op de normering van een aanvulling van een correctievoorschrift, waarbij aan alle kandidaten de maximale score voor deze vraag zou zijn toegekend, zou een N-term van 0,3 hebben opgeleverd.
Een aanvulling van het correctievoorschrift was, op het moment van bekend worden van de geconstateerde onvolkomenheid, niet meer mogelijk. De enige mogelijkheid die dan resteert is om door middel van aanpassing van de normering ervoor te zorgen dat examenkandidaten hier niet door worden benadeeld. (…) Omdat het niet mogelijk is de scores van de leerlingen daadwerkelijk aan te passen, wordt daarom een ander procedure gevolgd die leidt tot een aanpassing van de N-term.
(…)
Berekenen van N-term als alle examenkandidaten de maximale score zouden hebben gehaald op opgave 15. Dit blijkt een N-term van 0,3 te zijn.
Compenseren voor het scorepunt dat een deel van de leerlingen niet heeft behaald. (…) 9*(1/51) = 0,176, afgerond 0,2.
De uiteindelijke N-term is daardoor uitgekomen op 0,3 + 0,2 = 0,5.
Hierdoor heeft de examenkandidaat behaald 9*(20/51) + 0,5 = 4,029. (…) Indien zij een maximale score voor opgave 15 zou hebben gekregen dan was zij uitgekomen op 9*(21/51) + 0,3 = 4,006. (…)
Uit het voorgaande blijkt derhalve dat het eindcijfer voor het examen Frans van uw cliënte correct is vastgesteld op 4,0. (…)’
2.10.
Op 17 augustus 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen het CvTE [eiseres] , haar ouders en mr. Brussee. Daarin heeft het CvTE geconcludeerd:
‘De werkelijke waarden van het vak Frans vwo 2017 zijn: technische n-term is 0,4
De formule voor berekening van de compensatie voor vraag 15 komt uit op een verhoging van 0,12, afgrond 0,1. Deze wordt opgeteld bij de technische n-term en leidt tot een definitieve n-term van 0,5. Het cijfer dat [eiseres] in deze situatie haalt is: 20/51*9 + 0,5 = 4,03 afgerond 4,0.
In het geval er direct na afname van het examen een aanvulling uitgegaan was waarbij aan alle leerlingen voor vraag 15 de volle score was gegeven, zou de n-term met 0,06 zijn gezakt omdat het examen door deze aanvulling gemakkelijker is geworden. De 0,06 wordt afgerond naar 0,1. Dit komt er op neer dat de technische n-term en tevens definitieve n-term in deze situatie 0,3 zou zijn geweest. Het cijfer dat [eiseres] in deze situatie haalt is 21/51*9 + 0,3 = 4,006 afgerond 4,0.
Conclusie: [eiseres] krijgt in beide situaties hetzelfde cijfer.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert - kort gezegd - dat de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad, het CvTE opdraagt om haar uiterlijk op 28 augustus 2017 in de toestand te brengen waarin zij verkeerd zou hebben indien haar antwoord op vraag 15 van het vwo examen Frans zou zijn goedgekeurd. Dit door haar alsnog het scorepunt toe te kennen voor die vraag, dan wel door de N-term te verhogen naar 0,6, met als resultaat dat zij uiterlijk op 31 augustus 2017 haar vwo diploma uitgereikt zal krijgen, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat het CvTE hiermee in gebreke blijft en met veroordeling van het CvTE in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] stelt dat zij vraag 15 in het examen Frans goed heeft beantwoord, zodat zij in totaal 21 vragen goed had, in plaats van 20. Het CvTE heeft dit niet in het (aanvullende) correctievoorschrift opgenomen, maar de N-term verhoogd met 0,1. Dit heeft niet hetzelfde effect op haar cijfer als de goedkeuring van het antwoord. Ter vergelijking:
9 x (20/51) + 0,5 = 4,03;
9 x (21/51) + 0,4 = 4,11.
Met een 4,1 zou [eiseres] op haar eindlijst een 5,5 hebben gekregen, afgerond een 6. Het CvTE gaat er bij het wijzigen van de N-term ten onrechte van uit dat alle leerlingen voor vraag 15 een punt zouden hebben gekregen. Het aanvullende correctievoorschrift zou echter slechts betrekking hebben gehad op de leerlingen die ‘en effet’ als antwoord hebben gegeven, zodat die geschetste situatie (met N-term 0,3) in ieder geval niet juist is. Het CvTE heeft jegens haar onrechtmatig gehandeld, door haar onvoldoende te compenseren voor haar goede antwoord, gelet op bovengenoemd verschil in uitkomst.
3.3.
Het CvTE voert in de kern aan dat de onvolkomenheid van vraag 15 op een dermate laat moment is geconstateerd dat een aanvulling op het correctievoorschrift niet meer mogelijk was. Daarom kon niet meer worden vastgesteld welke leerlingen ‘en effet’ als antwoord hadden gegeven; alle examens waren al nagekeken. Om die reden is een compensatie toegepast in de N-term. De impact van vraag 15 was 9 x (1/51) = 0,18. Omdat 67% van de leerlingen een punt had gescoord voor vraag 15 met het correctieformulier, is de compensatie vastgesteld op 9 x 0,67 x (1/51) = 0,118 (dus 0,12). Oftewel, 1/3e van de leerlingen kreeg alsnog een punt, zodat 0,18 – 0,06 = 0,12 de verhoging van de N-term moest zijn. Een andere uitleg is dat de technische N-term van 0,4 is verlaagd naar 0,3, omdat alle leerlingen werden gecompenseerd voor vraag 15 en daarmee het examen ‘makkelijker’ was dan deze eigenlijk had moeten zijn. Vervolgens hebben alle leerlingen afgerond 0,2 (zijnde de ‘waarde’ van vraag 15) bij hun cijfer opgeteld gekregen, middels de verhoging van de N-term van 0,3 naar 0,5. Deze aanpassingsmogelijkheid is vastgelegd in wet- en regelgeving, zodat niet kan worden gesteld dat er onrechtmatig is gehandeld. [eiseres] is ook niet benadeeld door deze handelswijze, omdat de normering, die nu 0,5 is, 0,3 zou zijn geweest indien alle leerlingen één punt zouden hebben gekregen voor vraag 15 door een aanvulling op het correctieformulier.
4. De beoordeling
Systematiek
4.1.
Voor een kort geding is vereist dat sprake is van een spoedeisend belang. Met het belang van [eiseres] om per 1 september 2017 met haar studie te beginnen is dit gegeven.
4.2.
Na het examen is discussie ontstaan over het antwoord ‘en effet’ op vraag 15. Volgens het correctievoorschrift was dit geen goed antwoord. Uit de reacties op het examen kwam naar voren dat dit antwoord wel goed was. Het CvTE heeft dit commentaar volgens haar gebruikelijke werkwijze overwogen, maar het correctievoorschrift niet aangepast. Op enig moment nadat de examinatoren al waren begonnen met het nakijken van de examens, is het CvTE alsnog tot de overtuiging gekomen dat ‘en effet’ ook een goed antwoord was. Het CvTE heeft toen de N-term aangepast. Volgens [eiseres] heeft dit voor haar nadelig uitgepakt en dat heeft ze rekenkundig onderbouwd.
4.3.
De kern van de discussie spitst zich vervolgens toe op de systematiek die het CvTE heeft toegepast bij het corrigeren van de beoordeling. Dit is een technische, op onderdelen soms lastig te doorgronden materie, waar partijen op detailniveau de discussie over hebben gevoerd. Hieronder wordt hierop ingegaan.
Mogelijk hoger cijfer?
4.4.
De voorzieningenrechter gaat eerst in op de vraag of [eiseres] mogelijk wel een hoger cijfer had kunnen halen. Het CvTE stelt namelijk van niet. Bij haar uitleg over het corrigeren van de beoordeling miskent het CvTE dat er naast de twee hypothetische situaties die zij noemt, te weten ‘alleen Il s’(agit) goed rekenen’ (met N = 0,5) en ‘iedereen krijgt een punt voor vraag 15’ (met N = 0,3), ook mogelijk is dat het antwoord ‘en effect’ was opgenomen in een aanvullend correctievoorschrift. Hoewel dit inmiddels een gepasseerd station is, is wel van belang wat er in dat geval gebeurd zou kúnnen zijn met het cijfer van [eiseres] . Mr. Brussee heeft in dat kader terecht aangevoerd dat bij de aanpassing van de N-term van 0,4 naar 0,3, 1/3e van de leerlingen die aanvankelijk geen goed antwoord hadden, allen alsnog een punt hebben gekregen. Het is aannemelijk dat niet alle leerlingen van die 1/3e groep het antwoord ‘en effet’ hebben gegeven op vraag 15, zodat de groep die ‘en effet’ heeft geantwoord kleiner was dan 1/3e. In het geval dat het bijvoorbeeld zou gaan om 1/4e van de leerlingen dan zou de N-term van 0,4 niet veranderen. [eiseres] berekent dat de N-term dan afgerond blijft staan op 0,4 doordat de impact van vraag 15 9 x (1/51) = 0,18 is. Een kwart daarvan is 0,045. Bij N = 0,4 – 0,045 = 0,355, dus afgerond 0,4. Dit is ook het geval indien nog minder leerlingen dan 1/4e ‘en effet’ hebben ingevuld, omdat hierdoor het examen niet heel veel ‘makkelijker’ was. [eiseres] zou dan 21 punten hebben gescoord, met een N-term van (ongewijzigd) 0,4, met als cijfer een 4,1 en niet zoals het CvTE heeft berekend 0,3 met als cijfer een 4. Het was daarom mogelijk dat [eiseres] een 4,1 zou hebben behaald indien het correctievoorschrift tijdig was aangevuld. Daar staat tegenover dat afhankelijk van het aantal leerlingen dat ‘en effet’ had geantwoord het evenwel óók mogelijk is dat haar cijfer op een 4 was uitgekomen.
4.5.
Hoeveel leerlingen daadwerkelijk ‘en effet’ als antwoord hebben gegeven, en welke N-term dan zou hebben gegolden, is achteraf niet (eenvoudig) vast te stellen. Hiervoor zouden immers alle examens opnieuw moeten worden bekeken. Dit is geen reële optie, gelet op het feit dat de examenuitslagen vanwege herexamens en studieaanvang zeer snel bekend moeten zijn. De Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen VO 2015 (hierna: de Regeling) voorziet in deze situatie door een aanpassing van de N-term mogelijk te maken. Zo kan een onvolkomenheid die niet meer in een aanvullend correctievoorschrift kan worden hersteld worden gecorrigeerd.
4.6.
Kortom, het is theoretisch mogelijk (maar in deze procedure niet meer vast te stellen) dat [eiseres] is benadeeld, nu haar cijfer een 4 is, en geen 4,1. De vraag is of dat onrechtmatig handelen van het CvTE jegens haar oplevert.
Onrechtmatig handelen?
4.7.
De voorzieningenrechter begrijpt dat [eiseres] zich op het standpunt stelt dat het CvTE onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door niet tijdig het correctievoorschrift aan te vullen ten aanzien van vraag 15, dan wel door de normering (N-term) zo aan te passen dat zij onvoldoende wordt gecompenseerd.
4.8.
Volgens het CvTE dient de voorzieningenrechter een terughoudende toets te hanteren conform geldende rechtspraak. Voor zover het CvTE doelt op de verplichting van de rechter om terughoudend om te gaan met het toetsten van een (vakdeskundige) beoordeling van het kunnen van een leerling (waarbij alleen kan worden ingegrepen indien sprake is van een apert onzorgvuldige beoordeling), geldt dat dit hier niet aan de orde is. Immers staat vast dat het antwoord ‘en effet’ goedgekeurd had moeten worden, maar dat het hiervoor te laat was toen het CvTE dit had besloten.
4.9.
[eiseres] heeft niet gesteld dat de door het CvTE toegepaste regelgeving onrechtmatig is. Zij stelt dat de toepassing van deze regelgeving in haar individuele geval onrechtmatig is, omdat haar goede antwoord ten onrechte eerst fout is gerekend. Zij zou het cijfer 4,1 hebben behaald indien het CvTE tijdig een aanvulling op het correctievoorschrift had uitgegeven. Het CvTE heeft daarnaast onrechtmatig jegens haar gehandeld doordat de toegepaste compensatie door de aanpassing van de N-term haar niet in dezelfde positie heeft gebracht als in het geval dat indien haar antwoord direct goed zou zijn gerekend, omdat zij in dat geval een voldoende voor Frans zou hebben gehaald en zou zijn geslaagd.
4.10.
De eerste vraag die het betoog van [eiseres] oproept is of het feit dat vraag 15 niet in het aanvullende correctievoorschrift is meegenomen, ondanks dat hierover direct na het examen klachten waren binnengekomen, een onrechtmatige daad jegens [eiseres] oplevert.
4.11.
Uit productie 16 blijkt dat in ieder geval op 20 mei 2017, één dag na het examen, door een docente Frans via de zogenaamde Toets- en Examenlijn aan het CvTE is gemeld dat volgens haar op vraag 15 zowel het antwoord ‘Il s’(agit)’ als ‘en effet’ goed is. Het CvTE heeft op de zitting aangevoerd dat zij, conform haar standaard werkwijze, dergelijke berichten voorlegt aan de voorzitter van de vakcommissie en Cito. Die geven hun bevindingen weer door aan het CvTE, waarna het CvTE beslist of het correctievoorschrift moet worden aangevuld. Dit proces staat onder grote tijdsdruk omdat de examens zo snel mogelijk moeten worden nagekeken. Het CvTE heeft op 23 mei 2017 aan de docente uitgelegd waarom zij het niet eens is met de opmerking ten aanzien van vraag 15. Het antwoord ‘en effet’ is daarom niet meegenomen in de aanvulling op het correctievoorschrift.
4.12.
Niet gebleken is dat het CvTE niets heeft gedaan met de klacht over vraag 15. Zij heeft immers gemotiveerd waarom zij hierop geen aanpassing wenste te doen. Ook is het CvTE niet afgeweken van het advies van de vakcommissie en Cito. Zij heeft volgens haar standaard werkwijze dit overwogen, maar besloten ‘en effet’ niet goed te rekenen. Na uitgifte van de aanvulling is zij teruggekomen van het standpunt dat ‘en effet’ geen juist antwoord is. Dat zij op een later moment, na heroverweging, alsnog deze beslissing neemt is op zichzelf niet onrechtmatig. De mogelijkheid tot wijziging van de N-term is juist mede voor dit soort gevallen in het leven geroepen.
4.13.
De tweede grond voor onrechtmatige daad is volgens [eiseres] de manier van compenseren middels de N-term. Voor de beoordeling hiervan is van belang in te gaan op de systematiek van deze compensatie.
4.14.
In artikel 7 van de Regeling is bepaald hoe er met fouten in het examen of het beoordelingsmodel moet worden omgegaan, die te laat worden vastgesteld (omdat de examinator of gecommitteerde al is begonnen of klaar is met het nakijken van de examens). Hierin is bepaald dat een examinator of de gecommitteerde, indien hij meent dat er sprake is van een fout, het werk beoordeelt alsof die fout er niet is. De fout kan aan het CvTE worden medegedeeld, welke mededeling wordt voorgelegd aan de desbetreffende vakcommissie, en indien deze de mededeling als juist aanmerkt, kan de vakcommissie de voorzitter adviseren een beslissing op grond van artikel 10 van de Regeling te nemen. In dat artikel is bepaald dat het CvTE of de voorzitter kan beslissen dat voor een of meer opdrachten aan alle kandidaten (onderstreping door de voorzieningenrechter) het maximale aantal scorepunten of ten minste een aantal kleiner dan het maximum aantal scorepunten wordt toegekend. Zelfstandig afwijken van het beoordelingsmodel is voor de examinatoren niet toegestaan, omdat met fouten rekening wordt gehouden bij het omzetten van de scores in cijfers.
4.15.
Deze regeling is er om te voorkomen dat voor iedere ‘later’ ontdekte fout alle examens opnieuw moeten worden beoordeeld. Dat zou, gelet op de tijdsdruk die staat op het vaststellen van de cijfers voor eventuele herkansingen, onmogelijk zijn. Om die reden is in de Regeling opgenomen dat in dat geval alle leerlingen punten krijgen voor de vraag. Dit gebeurt feitelijk door aanpassing van de N-term. Dit zou ervoor moeten zorgen dat geen enkele leerling wordt benadeeld door het geven van een fout antwoord op de betreffende vraag.
4.16.
De N-term wordt bepaald door te bekijken hoeveel leerlingen voor het referentie-examen een voldoende hebben gehaald. Indien de leerlingen van het huidige examen dezelfde vaardigheid hebben als de leerlingen die het referentie-examen hebben gemaakt, dan moet dezelfde hoeveelheid leerlingen nu ook een voldoende halen indien het huidige examen precies even moeilijk was als het referentie-examen. Voor het referentie-examen gold N = 0,3. Het huidige examen voor 2017 diende dus in beginsel ook N = 0,3 te zijn. Echter, gelet op de huidige groep leerlingen is de technische N-term vastgesteld op N = 0,4.
4.17.
Na het examen bekijkt het CvTE of de N-term moet worden aangepast. In dit geval wilde het CvTE vraag 15 neutraliseren door iedereen de waarde van die vraag toe te kennen. Hierdoor kreeg iedere leerling als het ware vraag 15 cadeau door 9 x (1/51) = 0,176, afgerond 0,2 bij het cijfer op te tellen. Hierdoor werd het examen makkelijker, omdat er in feite nog 50 van de 51 vragen overbleven die goed moesten worden beantwoord. Om dit te compenseren moet de N-term omlaag, om er zo voor te zorgen dat dezelfde hoeveelheid leerlingen een voldoende zou halen. Om die reden heeft het CvTE de N-term eerst verlaagd naar N = 0,3, om daar weer 0,2 aan compensatie (afgerond) bij te tellen, zodat deze op 0,5 uitkwam.
4.18.
Het is niet gebleken dat het CvTE de systematiek van de Regeling op onjuiste wijze zou hebben toegepast. Dat er ruimte is voor een theoretische invulling, zoals door [eiseres] betoogd onder 4.4., maakt op zichzelf nog niet dat de toepassing van de Regeling door het CvTE onjuist, en daarmee onrechtmatig was.
Conclusie
4.19.
De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het CvTE het systeem om een beoordeling te corrigeren zoals dat uit de regelgeving volgt, juist heeft toegepast. Mogelijk is [eiseres] hierdoor benadeeld, al staat dat niet vast. Dat de latere correctie in het onderhavige geval in theorie mogelijk nadelig heeft uitgepakt voor [eiseres] als individu, levert nog geen onrechtmatig handelen van het CvTE jegens haar op. De Regeling biedt geen ruimte voor een individuele benadering en de gevolgen van de toepassing hiervan kunnen dan ook in dit geval geen onrechtmatig handelen aan de zijde van het CvTE opleveren.
4.20.
Het behalen van een onvoldoende met een zo klein verschil in punten is voor iedereen die dit overkomt uitermate zuur. Zeker in dit geval voor [eiseres] omdat zij als gevolg hiervan haar VWO diploma mis zal lopen. Echter, de systematiek van beoordelen heeft nu eenmaal in zich dat er grensgevallen zullen zijn. Dat dit voor [eiseres] mogelijk (want dit is immers niet vast te stellen) nadelig uitpakt maakt het systeem en de juiste toepassing nog niet onrechtmatig.
4.21.
[eiseres] heeft nog aangevoerd dat er examinatoren zijn geweest die het antwoord ‘en effet’ als goed hebben aangemerkt, ondanks dat dit niet als goed antwoord op het correctievoorschrift stond. Dit geeft een vertekend beeld, maar was volgens [eiseres] niet onterecht, gelet op de bepaling in het correctievoorschrift en artikel 3 lid 2 sub c van de Regeling, waarin staat:
‘Indien een opdracht is uitgevoerd op een wijze die niet in het beoordelingsmodel voorkomt en deze uitvoering op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, worden scorepunten toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel.’
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient deze bepaling niet zo te worden gelezen dat examinatoren naar eigen inzicht punten mogen toekennen. Dat is nadrukkelijk niet toegestaan volgens artikel 7 van de Regeling, waarin staat dat een examinator het examen moet nakijken conform het correctievoorschrift, ook als deze fouten bevat. Artikel 3 lid 2 sub c van de Regeling kan slechts bedoeld zijn voor de beantwoording van open vragen die enige uitleg en interpretatie behoeven, en niet voor antwoorden die volgens het beoordelingsvoorschrift niet juist zijn. Het antwoord op vraag 15 betreft een citaat van de eerste twee woorden uit een zin van een tekst. Dat kan niet aan enige interpretatie onderhevig zijn, zodat examinatoren niet mochten afwijken van het correctievoorschrift bij vraag 15. Voor zover dit al gebeurd is, staat het CvTE hier geheel buiten en kan dat haar niet worden verweten.
4.22.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering moet worden afgewezen.
4.23.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van CvTE worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.434,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van CvTE tot op heden begroot op € 1.434,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2017.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 28‑08‑2017