Hof Amsterdam, 14-12-2010, nr. 23-002363-08
ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9253, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
14-12-2010
- Zaaknummer
23-002363-08
- LJN
BO9253
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9253, Uitspraak, Hof Amsterdam, 14‑12‑2010; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2012:BU7346
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BU7346, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 14‑12‑2010
Inhoudsindicatie
Gewoontewitwassen 420 ter Wetboek van Strafrecht. Het overheersende beeld dat uit het dossier naar voren komt is dat de verdachte stelselmatig zijn activiteiten en bezittingen verhulde, terwijl inkomsten voor de belastingdienst werden verzwegen. Het hof betrekt bij die vaststelling dat de verdachte van geen enkel door hem verhandeld of verworven horloge de herkomst en de betaling heeft willen onderbouwen of heeft willen aanduiden wie de koper is geweest terwijl hij met betrekking tot deze handel ook geen enkele administratie heeft bijgehouden die daarin inzicht zou kunnen geven. Het hof wijst in dit verband op de in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht neergelegde verplichting tot het bijhouden van een register die ook, en niet voor niets, geldt voor handelaren in uurwerken, zoals de verdachte. Nu de herkomst van het aankoopbedrag van deze horloges onduidelijk blijft, concludeert het hof dat ook hier door de verdachte geen enkel verifieerbaar gegeven is verschaft waaruit een begin van aannemelijkheid zou volgen dat het om een volstrekt legale transactie gaat. Witwassen auto’s. Aangezien, zoals het hof eerder vaststelde, van legale inkomsten niet is gebleken, heeft die financiering plaatsgevonden met uit misdrijf verkregen gelden. Tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk verkopen van heroïne. Medeplegen van zware mishandeling en openlijke geweldpleging. In deze zaak is een ontnemingsvordering ingesteld: LJN BQ1224.
Partij(en)
parketnummer: 23-002363-08
datum uitspraak: 14 december 2010
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2008 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-529100-06 (A) en 13-443500-06 (B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
adres: [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Vught, [persoonsgegevens] [persoonsgegevens] [persoonsgegevens] te [persoonsgegevens].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 13 december 2007, 17, 18, 20, 25 en 31 maart 2008 en 1 april 2008 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 21 mei, 27 en 28 september, 1 oktober en 30 november 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlasteleggingen
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte in zaak A ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 3 april 2007 te Amsterdam, althans in Nederland, en/of in Italië en/of in Duitsland en/of in Spanje, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- A)
(een) geldbedrag(en) te weten (onder meer):
- -
op of omstreeks 13 mei 2006 een geldbedrag van (ongeveer) 7.372,40 EURO, en/of
- -
op of omstreeks 3 april 2007 een geldbedrag van (ongeveer) 73.500, - EURO, en/of
- -
op of omstreeks 3 april 2007 een geldbedrag van (ongeveer) 5.635, - EURO (of 6.990 EURO) en/of
- -
op of omstreeks 21 juni 2006 een geldbedrag van (ongeveer) 3.308,90 EURO en/of
- B)
een of meer voertuigen, te weten (onder meer)
- -
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 september 2003 tot 7 januari 2004 een Mercedes-Benz, type E270 CDI classic, voorzien van het kenteken [kenteken] (nieuwwaarde 53.500, - EURO), en/of
- -
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 november 2005 tot en met 13 mei 2006 een BMW, type M5, voorzien van kenteken [kenteken] (nieuwwaarde 128.900, - EURO), en/of
- -
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 maart 2005 tot en met 24 februari 2007 een BMW, type X3, voorzien van kenteken [kenteken] (nieuwwaarde 57.500, - EURO), en/of
- -
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 februari 2007 tot en met 3 april 2007 een BMW, type X5, voorzien van kenteken [kenteken] (nieuwwaarde 126.735, - EURO), en/of
- -
op of omstreeks 3 april 2007 een Mercedes ML 500, voorzien van kenteken [kenteken] (nieuwwaarde 100.000, - EURO), en/of
- C)
een of meer goederen, te weten (onder meer):
- -
op of omstreeks 3 april 2007 meerdere, in elk geval een of meer horloge(s), onder meer:
- -
een Rolex (taxatiewaarde 24.000 EURO), zilveren dameshorloge, type Pearlmaster, voorzien van diverse diamanten,
- -
een Audemars Piguet (taxatiewaarde 30.000, - EURO), voorzien van het serienummer F 73425,
- -
een Audemars Piguet (taxatiewaarde 14.000, - EURO), voorzien van het serienummer F 00463,
- -
een Rolex (taxatiewaarde 5.000, - EURO), zilveren herenhorloge, voorzien van het serienummer 116520,
- -
een Audemars Piguet (taxatiewaarde 16.500, - EURO), dameshorloge met diamanten, voorzien van het serienummer F 38963,
aangetroffen in de woning [adres] te Amsterdam, en/of
- -
op of omstreeks 3 april 2007 een horloge, te weten een Audemars Piguet (taxatiewaarde 23.000, - EURO), voorzien van het serienummer F 71763, aangetroffen in de woning van medeverdachte Guenbour, en/of
- -
op of omstreeks 3 april 2007, twee, in elk geval een horloge(s), te weten:
- -
een Audemars Piguet (taxatiewaarde 10.000, - EURO), voorzien van het serienummer F 53949, en
- -
een Audemars Piguet (taxatiewaarde 73.000, - EURO) voorzien van het serienummer F 73863,
aangetroffen in de woning [adres] te Amsterdam, en/of
- -
op of omstreeks 3 april 2007 diverse waardevolle sieraden, aangetroffen in de woning [adres] te Amsterdam, en/of
- -
op of omstreeks 3 april 2007 de verpakkingen en certificaten vans twee, in elk geval een horloge(s), te weten een Audemars Piguet, type Pride of Russia, en een Audemars Piguet, type Juan Pablo Montoya, aangetroffen in de garagebox [adres] te Amsterdam, en/of
- -
op of omstreeks 13 mei 2006 een horloge, te weten een Rolex (taxatiewaarde 8.500, - EURO), herenhorloge, type Daytona, voorzien van het serienummer 116519, en/of
- -
op of omstreeks 13 mei 2006 twee, in elk geval een ketting(en), (taxatiewaarde 8.000, - EURO resp. 4.000, - EURO)
- D)
een of meer geldbedragen zijnde contante betalingen voor (onder meer)
- -
een factuur van 3.500, - EURO aan BMW Amsterdam in verband met een aanpassing aan de BMW, type M5, en/of
- -
de aankoop van een groot aantal luxe kledingstukken en/of andere gebruiksartikelen ter waarde van in totaal (ongeveer) 58.324,60 EURO, en/of
- -
een factuur van [bedrijf] d.d. 10 februari 2006 van 11.000, - EURO,
verworven en/of voorhanden gehad, zulks, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), dat die geldbedragen en/of goederen geheel of gedeeltelijk
- -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
- 2.
Primair:
hij op of omstreeks 26 juli 2003 te Amsterdam en/of Breda, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht of afgeleverd of verstrekt of vervoerd ongeveer17,6 kilogram, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende heroïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Subsidiair:
hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2003 tot en met 26 juli 2003 te Amsterdam en/of Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, telkens om een feit bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van handelshoeveelheden heroïne en/of cocaïne, in elk geval een hoeveelheid (van een materiaal bevattende) heroïne en/ of cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/ of om daartoe gelegenheid, middelen en/ of inlichtingen te verschaffen, en/ of zich en/ of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/ die feit(en) heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)
- -
in de periode van 1 juni 2003 tot en met 26 juli 2003:
- -
aan een of meer personen op verhulde wijze een of meer plaatsen van afspraak en/of gecodeerde telefoonnummers doorgegeven en/of
- -
een of meer personen ontmoet en/of met een of meer personen een onderhoud gehad (tijdens een autorit van Amsterdam naar Breda) en/of met een of meer personen (telefonisch) contact gehad en daarbij (telkens) (in codetaal) gesproken over:
- -
de aanwezigheid en/of beschikbaarheid en/of het (vanuit Nederland) buiten het grondgebied van Nederland (naar Engeland) brengen van een of meer hoeveelheden heroïne en/of cocaïne, in elk geval (telkens) een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- -
de prijs/prijzen van heroïne en/of cocaïne en/of (een) monster(s) heroïne en/of cocaïne en/of het leveren van de/het monster(s) heroïne en/of cocaïne en/of het testen van de/het monster(s) heroïne en/of cocaïne en/of het regelen van een ontmoeting met de tester van de/het monster(s) heroïne en/of cocaïne en/of de overhandiging van de/het monster(s) heroïne en/of cocaïne en/of de kwaliteit van de heroïne en/of cocaïne, in elk geval (telkens) een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 en/of
- -
de afname en/of verkoop van een of meer hoeveelheden heroïne en/of cocaïne en/of de wijze van (heroïne en/of cocaïne)handel drijven (gelijk oversteken) en/of het komen tot een eindprijs van de heroïne en/of cocaïne en/of de betaling van een of meer hoeveelheden heroïne en/of cocaïne, in elk geval (telkens) een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- -
met [persoonsgegevens] en/of [persoonsgegevens], althans een of meer perso(o)n(en), gesproken over de betaling van een of meer hoeveelheden heroïne en/of cocaïne en/of over een of meer geldbedrag(en) bestemd voor het kopen van een of meer hoeveelheden heroïne en/of cocaïne en/of over de te verwachten aankomst van een of meer personen die een of meer hoeveelheden heroïne en/of cocaïne buiten het grondgebied van Nederland zou(den) brengen en/of zou(den) kopen/afnemen, in elk geval (telkens) betreffende een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of
- -
op of omstreeks 26 juli 2003 tegen [persoonsgegevens], althans een of meer personen gezegd dat hij die [persoonsgegevens], althans hen/hem, die dag moet zien en/of afgesproken elkaar te zien bij "de ene met de R, tussen de twee dingen" en/of heroïne en/of cocaïne, in elk geval (telkens) een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
- 3.
Primair:
hij op of omstreeks 27 oktober 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken kaak, gebroken oogkas en een zware hersenschudding), heeft toegebracht, door deze opzettelijk te schoppen en te slaan op en/of tegen het hoofd, het gezicht en/of het lichaam;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 27 oktober 2006 te Amsterdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Amstelstraat, op de hoek van de Wagenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de discotheek [persoonsgegevens], gevestigd in de [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [benadeelde], welk geweld bestond uit:
- -
het aan de haren naar beneden trekken van die [benadeelde] en/of
- -
het (met veel kracht) schoppen en slaan op en/of tegen het hoofd, het gezicht en/of het lichaam van die [benadeelde], waarbij hij, verdachte, die [benadeelde] met veel kracht heeft geschopt en geslagen op en/of tegen het hoofd, het gezicht en/of het lichaam van die [benadeelde], welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken kaak, een gebroken oogkas en/of een zware hersenschudding), althans enig lichamelijk letsel voor die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad;
- 4.
Primair:
hij op of omstreeks 27 oktober 2006 te Amsterdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Amstelstraat, op de hoek van de [persoonsgegevens], in elk geval op of aan een openbare weg, en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de discotheek [persoonsgegevens], gevestigd in de [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [benadeelde], welk geweld bestond uit:
- -
het geven van vuistslagen in het gezicht en/of op het hoofd van die [benadeelde] en/of
- -
het (met veel kracht) slaan op de kaak van die [benadeelde] en/of
- -
het geven van een harde klap aan die [benadeelde], waardoor die [benadeelde] op de grond is gevallen, waarbij hij, verdachte, die [benadeelde] in het gezicht en/of op het hoofd heeft geslagen en/of met veel kracht op de kaak van die [benadeelde] heeft geslagen en/of die [benadeelde] een harde klap heeft gegeven, waardoor die [benadeelde] op de grond is gevallen, welk door hem gepleegd geweld (zwaar) lichamelijk letsel (te. weten een afgescheurde monnikskapspier in de rechterschouder, schaafwonden op het rechterschouderblad, een bloeduitstorting onder het rechteroog en/of een schaafwond bij de rechterwenkbrauw), althans enig lichamelijk letsel voor die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 27 oktober 2006 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [benadeelde]:
- -
een of meer vuistslagen in het gezicht en/of op het hoofd heeft gegeven en/of - (met veel kracht) op de kaak van die [benadeelde] heeft geslagen en/of
- -
een harde klap aan die [benadeelde] heeft gegeven waardoor die [benadeelde] op de grond is gevallen, tengevolge waarvan voornoemde [benadeelde] (zwaar) lichamelijk letsel (een afgescheurde monnikskapspier in de rechterschouder, schaafwonden op het rechterschouderblad, een bloeduitstorting onder het rechteroog en/of een schaafwond bij de rechterwenkbrauw), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
- 5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 16 mei 2005 tot en met 17 mei 2005, althans in mei 2005, te Amsterdam en/of te Leeuwarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een verzekeringsverklaring werkgever en/of een aanmeldingformulier Ziekenfonds van De Friesland Zorgverzekeraar, zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) in strijd met de waarheid (onder meer) op die verzekeringsverklaring en/of dat aanmeldingsformulier vermeld en/of laten vermelden dat hij, verdachte, een dienstverband heeft met [bedrijf] en dat [bedrijf] loon heeft betaald en/of loon is verschuldigd aan hem, verdachte, terwijl in werkelijkheid daar geen sprake van was, zulks (telkens) met het oogmerk om die werkgeversverklaring en/of dat aanmeldingsformulier als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken.
Aan verdachte is in zaak B tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 05 november 2003 te Amsterdam een wapen van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten een pistool (merk Beretta 9000 S), en/of munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 10 patronen (merk S&B, 9mm Luger) en/of 2 patronen (merk Aguila, 9 mm), voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverweging ten aanzien van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep -kort samengevat- betoogd dat zijn cliënt van al hetgeen onder 1 is ten laste gelegd dient te worden vrijgesproken. Niet kan worden bewezen dat de ten laste gelegde goederen en geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn. Zijn cliënt heeft in 2003 zijn inkomen verworven door handel in viagrapillen en wiet en daarna door de handel in exclusieve, dure horloges. Dat de inkomsten van zijn cliënt bij de belastingdienst niet bekend waren maakt niet dat die inkomsten uit misdrijf afkomstig zijn, enkel dat het "zwart"geld betreft. Bovendien geldt ten aanzien van de horloges dat deze regelmatig pas werden verworven nadat een aanbetaling door de toekomstige koper was gedaan en werden horloges door andere verkopers ook wel "op de pof" aan [verdachte] meegegeven om een koper te vinden. Ten aanzien van de door zijn cliënt gebruikte luxe auto's heeft de raadsman, zoals weergegeven in zijn pleitnota, gewezen op de door [verdachte] gegeven uitleg hoe hij in het bezit van die auto's is gekomen. Gelet daarop kan niet worden vastgesteld dat de financiering van die auto's een criminele herkomst heeft of dat zijn cliënt dat heeft geweten. Dit geldt eveneens voor de ten laste gelegde geldbedragen.
De verdachte heeft bij de politie, de rechter-commissaris, op de terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep - kort weergegeven- steeds verklaard dat hij zijn inkomsten in 2003 uit de handel in viagrapillen en wiet verkreeg en vanaf 2004 uit de handel in horloges in het duurdere segment van de markt, met name horloges van het merk Audemars Piguet. Hij heeft een start gemaakt in de horlogehandel door het eerste horloge aan te schaffen met inkomsten uit de viagra- en wiethandel, daarna is die horlogehandel gegroeid. Ter ondersteuning van zijn betoog heeft de verdachte een groot aantal stukken aan de rechtbank en het hof aangeboden waaruit blijkt dat er in die horloges ook op internet een uitgebreid aanbod bestaat en dat een aantal van die horloges, die in een gelimiteerde editie op de markt worden gebracht, zeldzaamheidswaarde hebben waardoor de prijzen uitstijgen boven de oorspronkelijke handelsprijzen/ listprijzen die voor juweliers worden vastgesteld. Voor de hoogte van de betaalde prijzen heeft de verdachte onder meer ook verwezen naar websites.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat in de ten laste gelegde periode niet is gebleken van legaal verworven inkomsten van de verdachte die een verklaring kunnen zijn voor het voorhanden hebben van de ten laste gelegde goederen en geldbedragen. De verdachte heeft zelf verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode niet in loondienst heeft gewerkt, noch op contractbasis. De verdachte beschikte evenmin over een bankrekening, noch had hij een creditcard of enig ander dergelijk betaalmiddel. Hij hield geen boekhouding bij en had geen goederen onder zich die naar hem herleidbaar zijn; integendeel, auto's stonden op naam van een katvanger of een leasebedrijf. Er zijn geen contracten op zijn naam aangetroffen. Verder liet de verdachte te zijnen behoeve, bijvoorbeeld, zijn vriend [persoonsgegevens] op diens naam vliegtickets boeken en tafels reserveren waarvoor al dan niet contant werd betaald.
Het overheersende beeld dat uit het dossier naar voren komt is dat de verdachte stelselmatig zijn activiteiten en bezittingen verhulde, terwijl inkomsten voor de belastingdienst werden verzwegen.
De verdachte heeft gezegd dat hij in 2003 zijn inkomsten verwierf door, zonder daartoe bevoegd te zijn, te handelen in viagrapillen en wiet. Hij heeft zijn omzet met viagrapillen geschat op ongeveer één miljoen pillen die werden verhandeld met een winst van € 0,75 per pil (6e proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 501244). Een globale berekening geeft aan dat die omzet dan een winst opleverde van € 750.000, zodat - wat er ook zij van daaraan verbonden kosten en kosten van levensonderhoud - in elk geval kan worden gesproken van een aanzienlijke winst die ver uitstijgt boven die gemaakt op, zoals de verdachte heeft verklaard, de verkoop van één prijzig horloge. Dat betekent dat reeds uitgaand van hetgeen de verdachte heeft verklaard, de horlogehandel middellijk of onmiddellijk uit die van misdrijf afkomstige gelden is gefinancierd. [persoonsgegevens] die gekocht worden met geld afkomstig van de verkoop van rechtstreeks met van misdrijf afkomstig geld gekochte goederen, zijn immers middellijk van misdrijf afkomstig. Terzijde merkt het hof op dat de verdachte niet spreekt over inkomsten uit de handel in andere, verdovende middelen, terwijl het hof, gelet op hetgeen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard, aannemelijk acht dat ook die inkomsten -in 2003- aanzienlijk zijn geweest.
Het hof betrekt bij die vaststelling dat de verdachte van geen enkel door hem verhandeld of verworven horloge de herkomst en de betaling heeft willen onderbouwen of heeft willen aanduiden wie de koper is geweest terwijl hij met betrekking tot deze handel ook geen enkele administratie heeft bijgehouden die daarin inzicht zou kunnen geven. De omvang van die handel - waarover de verdachte wisselend heeft verklaard - valt daardoor zelfs niet bij benadering vast te stellen, laat staan de daarmee verworven inkomsten. Slechts van de twee horloges die bij [persoonsgegevens] zijn aangetroffen is tijdens het onderzoek door de politie duidelijk geworden door wie deze zijn verkocht en via wie de financiering is gelopen; de herkomst van die financiering is echter niet te herleiden naar een legale bron. Het hof wijst in dit verband op de in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht neergelegde verplichting tot het bijhouden van een register die ook, en niet voor niets, geldt voor handelaren in uurwerken, zoals de verdachte. Daarnaast constateert het hof dat horloges kennelijk niet in een kluis werden bewaard, maar, bijvoorbeeld, bij een vriendin, of dat deze werden gedragen door de verdachte, zijn partner of een vriend van de verdachte.
Dit alles maakt dat weliswaar duidelijk wordt dat de verdachte gul was in het door anderen laten dragen van zijn horloges, maar maakt geenszins aannemelijk dat de verdachte een bloeiende en winstgevende handel dreef in die objecten en daarvan op grote voet kon leven,
Voor de ten laste gelegde auto's die de verdachte heeft verworven dan wel voorhanden heeft gehad geldt in grote lijnen hetzelfde.
Mercedes-Benz E 270 CDI classic
De verdachte heeft over de Mercedes-Benz E 270 CDI classic verklaard dat hij deze via een kennis heeft gekocht en zou betalen, dan wel deels heeft betaald, met gelden die afkomstig waren uit de handel in viagrapillen en/of wiet. De verdachte heeft deze bij hem in gebruik zijnde auto onmiddellijk op naam laten zetten van een katvanger, naar zijn zeggen omdat anders de belastingen navraag zouden kunnen doen naar zijn inkomen dat immers - naar de verdachte zelf verklaart - in 2003 van misdrijf afkomstig was.
Niet is gebleken dat de Mercedes niet door de verdachte is betaald, zodat het hof daarvan uitgaat. De verdachte heeft de Mercedes en twee andere auto's verkocht aan [persoonsgegevens]. Van die verkoop/verkopen is geen contract opgemaakt. [persoonsgegevens] heeft daarvoor niet betaald.
BMW's M5 en X3
Ten aanzien van de BMW's M5 en X3 heeft de verdachte verklaard - zakelijk weergegeven - dat deze auto's toebehoorden aan een in Spanje verblijvende vriend, [persoonsgegevens], en door zijn bemiddeling zijn verkocht aan [persoonsgegevens]. Omdat [persoonsgegevens] niet aan zijn verplichtingen jegens de verdachte in verband met de Mercedes had voldaan en evenmin aan zijn betalingsverplichtingen jegens [persoonsgegevens], mocht de verdachte van [persoonsgegevens] - als een soort verrekening - zonder daarvoor te betalen in de BMW's M5 en X3 rijden.
Gelet op hetgeen hierboven is uiteengezet over de reikwijdte van witwassen kan het hof niet anders concluderen dan dat het gebruik van de beide dure BMW's - waarvan immers de kosten, ter verrekening met de door [persoonsgegevens] nog niet betaalde en uit de opbrengst van misdrijf verkregen Mercedes, door laatstgenoemde werden gedragen, eveneens als witwassen dient te worden gekwalificeerd.
Dat de verdachte voormelde BMW's voorhanden heeft gehad op basis van een leasecontract is niet gebleken. Er is geen enkel document voorhanden waaruit afspraken met, en aankopen door [persoonsgegevens] blijken.
Het hof overweegt naar aanleiding van de lezing van de verdachte dat hij ervan uit mocht gaan dat de auto's die hij van of via [persoonsgegevens] naar [persoonsgegevens] had geleid, niet middellijk of onmiddellijk van misdrijf afkomstig waren, dat geenszins aannemelijk is geworden dat hij op verzoek van die [persoonsgegevens] over die auto's heeft beschikt en de - volgens de verdachte - gedupeerde [persoonsgegevens] kennelijk evenmin aan hem inzicht heeft willen of kunnen geven in de financiering van de BMW's. De verdachte heeft over de identiteit en de achtergronden van [persoonsgegevens] niet meer verklaard dan dat het een [persoonsgegevens] was die in [persoonsgegevens] woonde en die bevriend was met de eveneens uit Engeland afkomstige [persoonsgegevens] van wie de verdachte viagrapillen betrok. Gezien de band tussen deze [persoonsgegevens] en de leverancier van verdachtes viagrapillen had het minstgenomen op de weg van de verdachte gelegen zich ervan te vergewissen dat de BMW's niet waren gefinancierd met uit misdrijf verkregen gelden. Daarvan is niet gebleken.
Daarnaast blijft volstrekt onbegrijpelijk waarom de verdachte dure auto's die niet van hem zijn zonder enig verifieerbaar bewijs "verkoopt" aan een scharrelaar als [persoonsgegevens] die reeds had laten blijken niet aan zijn betalingsverplichtingen te kunnen voldoen - hetgeen kennelijk ook niet van belang was - en er intussen in blijft rijden, terwijl hij ze ook had kunnen teruggeven aan de gedupeerde [persoonsgegevens]. De verdachte heeft, net als ten aanzien van de horloges, geen verifieerbare gegevens verschaft op punten die eenvoudig te achterhalen moeten zijn en van belang zijn om aan zijn stellingen een begin van geloofwaardigheid te geven.
Dit alles leidt het hof tot de conclusie dat de verdachte zich met betrekking tot beide BMW's willens en wetens heeft schuldig gemaakt aan witwassen.
Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte het slachtoffer is geworden van [persoonsgegevens], die geen betrouwbare ondernemer is gebleken. [persoonsgegevens] heeft niet aan zijn verplichtingen voldaan en onder meer de betrokken auto's dubbel gefinancierd in die zin dat hij deze, als ware hij de rechtmatige eigenaar, heeft verkocht aan een andere leasemaatschappij, [persoonsgegevens]. Ook zou van der [persoonsgegevens] voor die verkochte auto's leaseklanten hebben verzorgd waarbij de lease formeel liep via het bedrijf [persoonsgegevens]. Die leaseklanten waren bekenden van de verdachte. Dat had tot gevolg dat de verdachte uiteindelijk werd benaderd om ten behoeve van [persoonsgegevens] òf die auto's terug te bezorgen, òf ervoor zorg te dragen dat de leasevergoeding werd afgedragen. De verdachte verklaart dat het bedrag van € 7372, 40 dat hij bij zijn aanhouding op 13 mei 2006 bij zich had met deze activiteiten in verband stond. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte overigens verklaard dat er een hoger bedrag werd geïnd dan aan [persoonsgegevens] was verschuldigd en dat hij de meeropbrengst in eigen zak stopte.
Het hof is van oordeel dat het handelen van [persoonsgegevens] - wat daar verder ook van zij - niet van belang is voor de beoordeling van hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd. Het hof overweegt daarbij dat witwassen in het algemeen de deelname vergt van andere, niet erg scrupuleuze personen en zich kenmerkt door het optrekken van rookgordijnen. Ondanks de rookgordijnen kan echter niet anders worden waargenomen dan dat de verdachte de volledige beschikking had over voormelde auto's en zelfs de X3 ter beschikking stelde aan een ander.
BMW X5
Op 23 februari 2007 wordt de verdachte voor het eerst gezien in de BMX X5 die bij zijn aanhouding in beslag is genomen. De verdachte heeft verklaard dat hij deze auto in gebruik had gekregen, mocht "lenen" van een zekere [persoonsgegevens] bij wie hij een VW Golf had besteld. Met betrekking tot het lenen van deze - andermaal - zeer dure auto is niets op schrift gesteld en van enige betaling door de verdachte is evenmin gebleken. Uit de stukken in het dossier blijkt dat X5 - kort en zakelijk weergegeven - is ingevoerd uit Canada door tussenkomst van garagebedrijf [persoonsgegevens] [persoonsgegevens] en op 8 februari 2007 na invoer is gekeurd door de RDW. Van de aankoop in Canada is het enige document een aankoopbon met de notitie "upon transfer of funds from The Netherlands" (pagina 901052). Daarna legt de BMW X5 een ingewikkeld traject af. [persoonsgegevens] [persoonsgegevens] heeft doorgeleverd tegen inruil van drie andere BMW's aan [persoonsgegevens] - eigendom van de vrouw van [persoonsgegevens] - waarbij is betaald door [persoonsgegevens], die de auto verleast aan [persoonsgegevens], een bedrijf van [persoonsgegevens]. Van enige aankoopnota is niet gebleken. Nog daargelaten dat [persoonsgegevens] in 2006 betrokken was bij een gepantserde BMW waarin de verdachte toen - naar zijn zeggen via [persoonsgegevens] - reed, acht het hof de verklaring van de verdachte dat hij bij toeval en door een opmerkelijke klantgerichtheid van [persoonsgegevens] die hij net kende, in deze auto mocht rijden in afwachting van de levering van een VW Golf - mede gelet op het bij witwassen gebruikelijke rookgordijnenpatroon van schimmige eigendomstransacties die niet of nauwelijks zijn gedocumenteerd - volstrekt ongeloofwaardig.
Gelet op de verklaring van de bediende van [persoonsgegevens] (pagina 801228) dat de [persoonsgegevens] man - het hof begrijpt: [verdachte] - hem had gezegd dat hij die X5 uit Canada had geïmporteerd, rest alleen de conclusie dat de BMW X5 met medeweten van de verdachte en te zijnen behoeve, met uit misdrijf verkregen gelden is verkregen.
Mercedes-Benz ML 500
Ten aanzien van de Mercedes-Benz ML 500 heeft de verdachte verklaard dat deze auto door [persoonsgegevens] rond 15 september 2006 aan hem ter beschikking is gesteld, nog voordat de uit het buitenland ingevoerde auto op kenteken stond en was verzekerd en dat twee dagen later die papieren werden gebracht. De auto stond toen op naam van [persoonsgegevens] [persoonsgegevens] en de verdachte zou daarvoor aan [persoonsgegevens] een maandelijks bedrag betalen. De verdachte stelt een- of tweemaal te hebben betaald, van welke betaling overigens niet is gebleken. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep als verklaring voor het feit dat deze auto aan hem - kennelijk om niet - in gebruik werd gegeven enkel aangevoerd dat hij het bedrijf [persoonsgegevens] verantwoordelijk achtte voor het oplossen van de problemen die waren ontstaan doordat [persoonsgegevens] zich als eigenaar had gemeld van de BMW M5 nadat deze op 13 mei 2006 in beslag was genomen. Feitelijk had [verdachte] toen enkel de BMW X3, een kleinere auto die eigenlijk door zijn partner werd gebruikt, ter beschikking. Eerder heeft de verdachte in zijn nader verhoor bij de rechter-commissaris op 9 oktober 2007 verklaard dat hij na de in beslagname van de [persoonsgegevens] aan [persoonsgegevens] had gevraagd om via [persoonsgegevens] van [persoonsgegevens] een andere auto voor hem te regelen. Uit de stukken in het dossier blijkt - kort en zakelijk weergegeven als neerslag van de verklaringen van [persoonsgegevens], [persoonsgegevens] en [persoonsgegevens] - dat de Mercedes door [persoonsgegevens] is ingevoerd eind juli 2006, cash is betaald en vervolgens met gesloten beurzen door verrekening met andere auto's op 19 september 2006 op naam komt van [persoonsgegevens] die de auto in lease geeft aan [bedrijf]. [persoonsgegevens] heeft de auto zelf nooit gezien. Nader onderzoek naar de bij die ruil betrokken auto's heeft opgeleverd dat deze deels op de dag van de tenaamstelling van de Mercedes niet op naam van [persoonsgegevens] stonden. Opvallend is dat [persoonsgegevens] zich niet herinnert dat hij op 18 oktober 2006 - een maand nadat de verdachte de auto in gebruik nam - een kopie van het rijbewijs van [persoonsgegevens] als beoogd leaseklant heeft gefaxt aan [persoonsgegevens]; hij herinnert zich wel dat hij van [persoonsgegevens] had gehoord dat [verdachte] in die auto reed. [persoonsgegevens] heeft voor de lease wel gefactureerd aan [persoonsgegevens], maar geen betaling ontvangen. [persoonsgegevens] heeft verklaard dat [persoonsgegevens]/[persoonsgegevens] deze auto ter beschikking heeft gesteld omdat [persoonsgegevens] geld schuldig was aan de verdachte.
Het hof stelt op grond van deze gang van zaken vast dat in elk geval de verdachte ervoor heeft gezorgd dat hij in plaats van de BMW M5 die - zoals hiervoor overwogen - van misdrijf afkomstig was, gebruik kon maken van deze Mercedes en daarvoor niet, in elk geval niet meer dan een- of tweemaal, een maandelijks leasebedrag heeft betaald. Daarmee neemt in het algemeen degene die het gebruik verschaft geen genoegen, tenzij reeds op andere wijze is betaald, bijvoorbeeld doordat de gebruiker - in casu de verdachte - de auto heeft voorgefinancierd. Die gang van zaken acht het hof veel dichter bij de werkelijkheid gelegen dan dat [persoonsgegevens] aan de verdachte genoegdoening heeft willen geven. Op geen enkele wijze is immers aannemelijk geworden dat [persoonsgegevens]/[persoonsgegevens] aan de verdachte geld schuldig was. Hoe de verdachte bij die (voor)financiering betrokken is geweest, kan het hof niet vaststellen. Uit het feit dat [persoonsgegevens] de Mercedes waarvoor hem een leasebedrag van € 2.600, - per maand was verschuldigd niet heeft teruggehaald en er kennelijk geen belang bij had staat voor het hof voldoende vast dat de verdachte, die al vóór tenaamstelling had plaatsgevonden daarover kon beschikken, deze Mercedes heeft (mee) gefinancierd. Aangezien, zoals het hof eerder vaststelde, van legale inkomsten niet is gebleken, heeft die financiering plaatsgevonden met uit misdrijf verkregen gelden.
Ten aanzien van de ten laste gelegde geldbedragen stelt het hof vast dat het bedrag van € 7372,40 leasevergoedingen betrof van personen die niet wilden laten blijken dat zij de gebruiker waren van de betrokken auto. Ook in dit verband en nu geen andere verifieerbare gegevens door de verdachte, die deze personen kende, zijn verschaft acht het hof de conclusie gewettigd dat het door misdrijf verkregen gelden betreft.
Van het bedrag van € 73.500 heeft de verdachte gesteld dat dit een voorschotbedrag betrof ten aanzien van de betaling van de twee bij [persoonsgegevens] aangetroffen horloges en dat de koper een voetballer was wiens naam hij niet wil noemen. Nu de herkomst van het aankoopbedrag van deze horloges onduidelijk blijft, concludeert het hof dat ook hier door de verdachte geen enkel verifieerbaar gegeven is verschaft waaruit een begin van aannemelijkheid zou volgen dat het om een volstrekt legale transactie gaat.
De geldbedragen die zijn aangetroffen in de woning van de verdachte, bij zijn aanhouding op 21 juni 2006 en het bedrag dat is betaald ten behoeve van een aanpassing aan de BMW M5 kunnen tegen de achtergrond van het hiervoor overwogene, nu geen enkele legale bron van inkomen voldoende aannemelijk is geworden, niet anders dan van misdrijf afkomstig zijn.
Gelet op het bovenstaande, ook in onderling verband bezien, wordt het verweer van de raadsman dat van (gewoonte)witwassen geen sprake is, in al zijn onderdelen verworpen.
Bewijsoverweging ten aanzien van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde
De verdachte heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde - kort samengevat - gesteld dat hij in de ten laste gelegde periode en op 26 juli 2003 geen heroïne heeft geleverd aan [persoonsgegevens]. Hij verkocht aan [persoonsgegevens] slechts wiet in verschillende variëteiten en kocht van hem, al dan niet door ruil, viagrapillen.
De verdachte heeft erkend dat hij in zijn contact met [persoonsgegevens] gebruik maakte van een callmaxer en dat hij via [persoonsgegevens] ook contact had met de baas van [persoonsgegevens] in Spanje. Later, naar zijn zeggen, heeft hij ontdekt dat dat [persoonsgegevens] is geweest. Echter, in 2003 sprak hij die man enkel aan als "mate". Ter ondersteuning van zijn stelling heeft de verdachte aan het hof op schrift zijn interpretatie van de in het dossier opgenomen telefoongesprekken gegeven Het hof heeft daarvan kennis genomen en deze met de verdachte besproken.
Met de verdachte is het hof van oordeel dat, zoals veelal het geval met telefoongesprekken over illegale zaken, niet alle gesprekken qua strekking even duidelijk zijn. Ook kan worden vastgesteld dat [persoonsgegevens] niet alleen met de verdachte contact had over verdovende middelen.
Dat indachtig en op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting constateert het hof het volgende.
Zoals de verdachte erkent, was hij voornemens om op 25 juli 2003 in Amsterdam aan [persoonsgegevens] een partij verdovende middelen te leveren die hij via een tussenpersoon kon verkrijgen. Omdat boter bij de vis werd verlangd en [persoonsgegevens] zonder contant geld naar Amsterdam was gekomen is de verdachte met [persoonsgegevens] naar Breda gereden om het geld te halen. Onderweg en in Breda heeft de verdachte bemerkt dat zij, zoals inderdaad het geval was, door de politie werden geobserveerd en heeft hij de transactie voor die dag afgebroken. Op 26 juli 2003 is [persoonsgegevens] opnieuw naar Amsterdam gegaan om, zoals met de verdachte was afgesproken, een ontmoeting te hebben bij de telefooncel bij de twee grote hotels op de Europaboulevard nabij de RAI. [verdachte] heeft ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat deze afspraak is gemaakt. Naar zijn zeggen is hij zelf niet op die ontmoetingsplaats geweest, maar heeft hij een bekende, zijn neef [persoonsgegevens] samen met ene [persoonsgegevens], daarheen gestuurd. Volgens [verdachte] was het doel van die ontmoeting om met behulp van apparatuur waarover hij de beschikking had te controleren of er door de politie werd geobserveerd. [persoonsgegevens] is over het verloop van de ontmoeting, die enige tijd op zich laat wachten, doorlopend in contact met zijn medewerker [persoonsgegevens].
Uiteindelijk keert [persoonsgegevens] met de trein terug naar Breda. Aldaar wordt hij geobserveerd en wordt gezien dat hij uit de trein stapt met een donker blauw/grijze weekendtas (pagina 101455 vermeldt de omschrijving die aan het aanhoudingsteam wordt doorgegeven) die kennelijk een aanzienlijk gewicht heeft. [persoonsgegevens] wordt geobserveerd tot aan zijn woning waar hij met die tas binnengaat. De woning wordt onder observatie gehouden tot het moment van aanhouding (pagina 101567). De politie treft daar [persoonsgegevens] aan en in de woonkamer ligt een stapel pakketten naast een zwarte weekendtas. Het blijkt te gaan om ongeveer 17,6 kilo heroïne. Het hof gaat ervan uit dat het dezelfde tas betreft gezien de opvallende blauwe streep (foto 11 en 12, pagina 92).
[persoonsgegevens] heeft op 27 juli 2003 verklaard (pagina 101508) dat hij op zaterdagmorgen 26 juli 2003 per telefoon de opdracht had gekregen die tas met pakketten bij een persoon op te halen. Op grond van deze verklaring en de observatie op 26 juli 2003 gaat het hof er van uit dat de bij [persoonsgegevens] aangetroffen 17.6 kilo heroïne die dag door hem uit Amsterdam is meegebracht.
Bij [persoonsgegevens] zijn aangetroffen een blad met notities waaronder de datum 25 juli, de naam [naam], en: 20x 12.550 (pagina 101368) en een adresboekje waarin is vermeld: [persoonsgegevens] ([naam]) met daarachter het callmaxnummer van de verdachte (p 100078) . [persoonsgegevens] heeft in zijn verklaring bij de rechter-commissaris op 18 oktober 2007 vaag en ontwijkend verklaard over [naam].
Naar het oordeel van het hof is het echter duidelijk dat - als met "[naam]" al niet de verdachte is bedoeld - hij daarmee in elk geval in nauwe betrekking staat nu kennelijk die [naam] voor [persoonsgegevens] niet anders te bereiken was dan via de verdachte.
Uit andere - deels doorgehaalde- aantekeningen op het hiervoor vermelde blad met notities kan worden afgeleid dat oorspronkelijk voor - naar het hof begrijpt - 20 kilo een bedrag van 251.000 Engelse ponden zou worden betaald, maar dit bedrag is gecorrigeerd naar 225.900 het equivalent van 18 x £12.550 = . Deze correctie valt - naar het oordeel van het hof - te verklaren als wordt gekeken naar de inhoud van de telefoongesprekken. Daaruit blijkt immers dat het de bedoeling was dat door tussenkomst van [verdachte] 20 (naar het hof begrijpt: kilo's) zou worden geleverd, maar dat er tekort is en uiteindelijk op 26 juli 2003 door [persoonsgegevens] 17.6 kilo is afgenomen. De reden voor dit verschil kan zijn dat de beschikbare partij kennelijk snel van de hand gaat; immers in het telefoongesprek van 24 juli 2003 om 18.58.19 uur zegt [verdachte] dat er 50 eenheden zijn en op 25 juli 2003 om 15.12.46 uur blijkt dat de oorspronkelijke leverancier van [verdachte] al los is en dat moet worden teruggevallen op diens oom die dan nog 30 heeft. [persoonsgegevens] vraagt dan aan [verdachte] of hij er 20 kan trekken. [verdachte] reageert daar niet expliciet op; kennelijk is later gebleken dat de volle 20 kilo niet meer beschikbaar was. Op 26 juli 2003 zegt [persoonsgegevens] om 20.20.12 uur tegen [verdachte] dat hij de baas heeft gesproken en de boodschap was "houd alles wat je kan".
Tegen de toenmalige wisselkoers was £12.550, - ongeveer € 17.500, - waard. Dit bedrag valt naar het oordeel van het hof binnen de bandbreedte van de toen gangbare groothandelsprijzen voor een kilo heroïne (pagina 101577), zeker nu volgens [verdachte] sprake was van "de beste" (gesprek 24 juli 2007 20.59.02).
De verdachte heeft gesteld dat hij de telefoongesprekken heeft gevoerd die tot de beoogde transactie op 25 juli 2003 moesten leiden, maar dat deze niet 20 kilo heroïne betroffen, maar 20 dozen witte wiet, ook wel "champagne" genoemd (zie het gesprek van 24-7-2003 om 15.25.34 uur). Één doos bevat volgens [verdachte] 10 kg wiet; in totaal ging het derhalve om 20 x 10 kilo, is 200 kilo wiet.
Het hof sluit niet uit dat [verdachte] ook in wiet heeft gehandeld. Daarop zouden de door [verdachte] aangehaalde telefoongesprekken kunnen duiden waarin afspraken worden gemaakt over dozen champagne die hij zou leveren. Echter, zoals [verdachte] in het telefoongesprek op 24 juli 2003 om 18.56.55 uur zelf zegt, de champagne kan niet geleverd worden, maar wel het gebruikelijke. Die beoogde transactie van "20" met betrekking tot het gebruikelijke waarvoor [persoonsgegevens] op 25 juli 2003 met de trein naar Amsterdam komt om deze, zoals de verdachte heeft bevestigd, in ontvangst te nemen na betaling verhoudt zich ook niet met 200 kilo wiet; onbegrijpelijk is hoe [persoonsgegevens] die hoeveelheid per trein mee had moeten nemen naar Breda. Dat ligt anders als de transactie inderdaad ging om 20 kilo heroïne, die wel als handbagage is mee te nemen, ook al levert dat, zoals het observatieverslag van 26 juli 2003 weergeeft, een zware tas op.
Bij de beantwoording van de vraag of de op 25 juli 2003 beoogde transactie van - naar het hof aanneemt - omstreeks 20 kilo heroïne door tussenkomst van [verdachte] op 26 juli 2003 is geëffectueerd, neemt het hof de volgende - kort samengevatte - telefoongesprekken in aanmerking.
- 25.
juli 2003 (het hof leest voor "[persoonsgegevens]/ [persoonsgegevens]": [persoonsgegevens] en voor "[persoonsgegevens] [persoonsgegevens]": de verdachte [verdachte]):
15.12.46: [persoonsgegevens] heeft overlegd met de baas en hij kan 20 kopen.
15.17.54: [verdachte] geeft door dat het gelijk oversteken is; de leverende partij wil gelijk overhandigen.
15.21.20: [verdachte] geeft de prijs door aan [persoonsgegevens]: ongeveer 12-5-50.
15.27.07: [persoonsgegevens] geeft aan [persoonsgegevens] door dat er een (1) gaat gebeuren, het gebruikelijke
18.04.11: [persoonsgegevens] legt aan [persoonsgegevens] uit dat [verdachte] 3 mensen uit zijn streek had gezien en dat [verdachte] daarom dacht dat hij, en niet [persoonsgegevens] object van observatie was geweest. [persoonsgegevens] en [persoonsgegevens] bespreken de kans dat door observatie op [verdachte] ook [persoonsgegevens] in beeld zou zijn gekomen; [persoonsgegevens] zag [verdachte] 1-2x per week.
22.39.47: [verdachte] belt [persoonsgegevens]. [verdachte] wil met de baas spreken en vraagt [persoonsgegevens] dat te regelen.
22.44.25: [persoonsgegevens] geeft door aan [verdachte] dat de telefoon van (naar het hof begrijpt) de baas aanstaat
- 26.
juli 2003
13.37.07: [verdachte] belt [persoonsgegevens] en wil dat [persoonsgegevens] regelt dat hij de baas van [persoonsgegevens] kan bellen. [verdachte] wil [persoonsgegevens] vandaag zien. Kennelijk heeft [verdachte] de baas gisterenavond nog gesproken, want hij vraagt aan [persoonsgegevens] of de baas hem dat nog niet had verteld.
13.44.38: [persoonsgegevens] verzendt een bericht naar [verdachte].
13.59.10: [verdachte] belt [persoonsgegevens]. [persoonsgegevens] zegt dat hij van de baas heeft gehoord dat [verdachte] en hij, [persoonsgegevens], elkaar vandaag tussen die 2 dingen zien.
14.07.45: [persoonsgegevens] bespreekt met [persoonsgegevens] dat hij een lift nodig heeft naar Amsterdam, want "hij" gaat door met de ene die we gisteren misten. [persoonsgegevens] vraagt of [persoonsgegevens] ze daar nog in dozen moet doen. Nee, zegt [persoonsgegevens], dit is alleen ophalen. [persoonsgegevens] is er met 15 minuten.
15.35.28: [persoonsgegevens] zendt een bericht naar de callmax van [verdachte]. (paallokatie Drentestraat ligt bij de twee hotels aan de Europaboulevard).
15.58.00: [persoonsgegevens] belt [persoonsgegevens] en meldt dat hij in de auto nog op hem ([verdachte]) wacht. [persoonsgegevens] vraagt of alles fijn is. [persoonsgegevens] zegt: geen probleem. Ik heb net met onze jongen gesproken en alles is oké. [persoonsgegevens] wil het horen als [persoonsgegevens] in beweging komt/ vertrekt. (Paallokatie Daalwijk; het hof neemt aan dat [persoonsgegevens] in de auto is opgehaald en nu op levering wacht)
16.46.48: [persoonsgegevens] belt [persoonsgegevens] of alles oké is. [persoonsgegevens] bevestigt dat. Hij wacht nog steeds op deze kerel. [persoonsgegevens] wil op de hoogte gehouden worden.
16.49.04: [persoonsgegevens] zendt een bericht naar de callmax van [verdachte]
18.28.31: [persoonsgegevens] belt [persoonsgegevens] dat hij net op weg naar huis is. [persoonsgegevens] vraagt: alles goed? [persoonsgegevens] bevestigt: het is fijn, vriend. [persoonsgegevens] vraagt: veilig? Geen gedonder? [persoonsgegevens] zegt: nee, alleen het wachten was vervelend. [persoonsgegevens] merkt op: Als zij zeggen dat wij dat moeten brengen, dan moeten zij dat brengen; als ze een directe ruil willen hebben, laten we er dan ook eentje hebben. [persoonsgegevens] informeert nogmaals of [persoonsgegevens] oké is en wil later gebeld worden.
20.16.56: [persoonsgegevens] belt [persoonsgegevens] en vraagt opnieuw of hij oké is. [persoonsgegevens] zegt dat hij net een taxi neemt.
Het hof kan uit bovenaangehaalde gesprekken geen andere conclusie trekken dan dat [persoonsgegevens] na herhaald callmaxcontact met [verdachte] de 17.6 kilo heroïne overhandigd heeft gekregen en daarmee naar Breda is gereisd. Zoals [persoonsgegevens] zelf heeft verklaard had hij de opdracht gekregen voor deze ontmoeting en was die opdracht bedoeld om iets op te halen. Uit zijn gesprekken met [persoonsgegevens] blijkt tevens dat de afspraak tot doel had af te maken wat de dag ervoor niet was afgemaakt en dat het ging om een directe ruil tussen wat [persoonsgegevens] meebracht, namelijk geld, en wat de ander zou brengen, namelijk de "20 van het gebruikelijke", naar het hof begrijpt: kilo's heroïne. De doorlopende bezorgdheid van [persoonsgegevens] over de veilige thuiskomst van [persoonsgegevens] is daardoor alleszins begrijpelijk. Anders dan de verdachte heeft gesteld blijkt niet dat deze ontmoeting slechts was bedoeld om scanapparatuur te testen, al is niet uitgesloten dat [verdachte] bij deze ontmoeting gelet op de ervaring van de dag ervoor buitengewoon alert is geweest. De mogelijkheid bestaat, al volgt dat niet direct uit de telefoongesprekken dat [verdachte] de levering niet zelf heeft gedaan, maar, zo dat al zo zou zijn, doet niet af aan de vaststelling dat hij die levering, gelet op de contacten, heeft georganiseerd.
Alles afwegende acht het hof bewezen dat door de verdachte op 26 juli 2003 de 17.6 kilo heroïne is geleverd. Daaraan doen niet af de vele opmerkingen die de verdachte heeft gemaakt over andere telefoongesprekken die hij met [persoonsgegevens] heeft gevoerd en over telefoongesprekken en contacten van [persoonsgegevens] met een aantal andere personen. Het hof is het met [verdachte] eens dat die contacten er zijn geweest en eveneens betrekking hadden op vervoer, betaling, levering dan wel afname van verdovende middelen. Niet echter is gebleken van andere contacten op 26 juli 2003 die - naar het oordeel van het hof - kunnen worden uitgelegd als in verband staand met de tas met heroïne die bij [persoonsgegevens] in Breda is aangetroffen.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder ook acht geslagen op de door de verdachte naar voren geschoven "[persoonsgegevens]" (laatste bekende contact op 26 juli 2003 12.44.36 heeft betrekking op een achterstallige betaling in relatie tot het gesprek op 21 juli 2003 15.57.26 uur) en "[persoonsgegevens]" (laatst bekende contact 23 juli 2003 09.41.10 en mogelijk de man van de "bricks") of [persoonsgegevens] man [persoonsgegevens] (laatst bekende contact 23 juli 2003 19.34.49). Hetgeen de verdachte over die mogelijkheid naar voren heeft gebracht, berust op louter veronderstellingen.
Anders dan de raadsman acht het hof het onder A 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna aangegeven.
Het door de raadsman subsidiair gedane verzoek om [persoonsgegevens] als getuige te horen wordt door het hof in het licht van de vorenstaande bewijsoverweging, alsmede gelet op hetgeen door het hof ter terechtzitting van 21 mei 2010 met betrekking tot een eerder soortgelijk verzoek is overwogen en beslist, afgewezen omdat de noodzaak niet is gebleken. Het hof heeft bij zijn afweging betrokken de stukken die door de verdachte zijn overgelegd en die met hem zijn besproken, zoals hiervoor uiteengezet. Dat geldt ook voor het verzoek om meer uitgebreide printgegevens aan het dossier toe te voegen.
Bewezen verklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder A 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 en B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde
hij in de periode van 1 januari 2003 tot en met 3 april 2007 te Amsterdam, althans in Nederland, en/of in Duitsland van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte
- -
op 13 mei 2006 een geldbedrag van 7.372,40 euro en
- -
op 3 april 2007 een geldbedrag van 73.500, - euro en
- -
op 3 april 2007 een geldbedrag van ongeveer 6.990, - euro en
- -
op 21 juni 2006 een geldbedrag van 3.308,90 euro en
- -
op 3 april 2007 een Audemars Piguet (taxatiewaarde 30.000, - euro) voorzien van het serienummer F 73425,
- -
een Audemars Piguet (taxatiewaarde 14.000, - euro) voorzien van het serienummer F 00463,
- -
een Rolex (taxatiewaarde 5.000, - euro) zilveren herenhorloge voorzien van het serienummer 116520,
alle aangetroffen in de woning [adres] te Amsterdam
en
- -
op 3 april 2007 de verpakkingen en certificaten van twee horloges, te weten een Audemars Piguet, type Pride of Russia, en een Audemars Piguet, type Juan Pablo Montoya,
en
hij in de periode van 1 januari 2003 tot en met 3 april 2007 te Amsterdam, althans in Nederland, en/of in Duitsland tezamen en in vereniging met een ander of anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader(s) diverse waardevolle sieraden, te weten:
- -
een Rolex (taxatiewaarde 24.000, - euro) witgouden dameshorloge type Pearlmaster, voorzien van diverse diamanten,
- -
een Audemars Piguet (taxatiewaarde 16.500, - euro) dameshorloge met diamanten voorzien van het serienummer F 38963,
- -
twee goudkleurige armbanden;
- -
twee goudkleurige oorbellen met steentjes;
- -
een goudkleurige ring met steentjes;
- -
een zilverkleurige halsketting met hanger (hartvorm) met steentjes;
- -
een zilverkleurige ring met steentjes;
en
- -
een herenhorloge, te weten een Rolex (taxatiewaarde 8.500, - euro), type Daytona voorzien van het serienummer 116519 en
- -
een ketting (taxatiewaarde 8.000, - euro),
aangetroffen in de woning [adres] te Amsterdam,
en
- -
op 3 april 2007 een Audemars Piguet (taxatiewaarde 23.000, - euro) voorzien van het serienummer E 71763, aangetroffen in de woning van Guenbour,
en
- -
een Audemars Piguet (taxatiewaarde 10.000, - euro) voorzien van het serienummer F 53945
en
- -
een Audemars Piguet (taxatiewaarde 73.000, - euro) voorzien van het serienummer F 73863,
aangetroffen in de woning [adres] te Amsterdam,
en
- -
een geldbedrag zijnde een contante betaling voor een factuur van 3.500, - euro aan BMW Amsterdam in verband met een aanpassing aan de BMW, type M5,
en
- -
een geldbedrag zijnde contante betalingen voor de aankoop van een groot aantal luxe kledingstukken en andere gebruiksartikelen,
en
- -
in de periode van 19 september 2003 tot 7 januari 2004 een Mercedes-Benz, type E270 CDI classic, voorzien van het kenteken [kenteken] (nieuwwaarde 53.500 euro), en
- -
in de periode van 9 november 2005 tot en met 13 mei 2006 een BMW, type M5, voorzien van kenteken [kenteken] (nieuwwaarde 128.900, - euro), en
- -
in de periode van 15 maart 2005 tot en met 24 februari 2007 een BMW, type X3, voorzien van kenteken [kenteken] (nieuwwaarde 57.500, - euro), en
- -
in de periode van 8 februari 2007 tot en met 3 april 2007 een BMW, type X5, voorzien van kenteken [kenteken] (nieuwwaarde 126.735, - euro),
- -
en op 3 april 2007 een Mercedes ML 500, voorzien van kenteken [kenteken] (nieuwwaarde 100.000, - euro),
verworven en/of voorhanden gehad en/of gebruikt, zulks, terwijl hij, verdachte, dan wel hij verdachte en zijn mededader telkens wist dan wel wisten, dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 primair tenlastegelegde
hij op 26 juli 2003 te Amsterdam en/of Breda, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht ongeveer 17,6 kilogram van een materiaal bevattende heroïne.
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 primair tenlastegelegde
hij op 27 oktober 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen aan een persoon genaamd [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel; een gebroken oogkas en een zware hersenschudding, heeft toegebracht, door haar opzettelijk te schoppen tegen het hoofd en te slaan tegen het gezicht.
Ten aanzien van het in zaak A onder 4 primair tenlastegelegde
hij op 27 oktober 2006 te Amsterdam met anderen, op of aan de openbare weg, de Amstelstraat, op de hoek van de [persoonsgegevens], in elk geval op of aan een openbare weg, en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de discotheek [persoonsgegevens], gevestigd in de [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [benadeelde], welk geweld onder meer bestond uit:
- -
het geven van vuistslagen in het gezicht en/of op het hoofd van die [benadeelde] en/of
- -
het (met veel kracht) slaan op de kaak van die [benadeelde], waardoor die [benadeelde] op de grond is gevallen, waarbij hij, verdachte, met veel kracht op de kaak van die [benadeelde] heeft geslagen, waardoor die [benadeelde] op de grond is gevallen.
Ten aanzien van het in zaak A onder 5 tenlastegelegde
hij in mei 2005, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander een verzekeringsverklaring werkgever en een aanmeldingformulier Ziekenfonds van De Friesland Zorgverzekeraar, zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader telkens in strijd met de waarheid op die verzekeringsverklaring en dat aanmeldingsformulier vermeld dat hij, verdachte, een dienstverband heeft met [bedrijf] en dat [bedrijf] loon heeft betaald terwijl in werkelijkheid daar geen sprake van was, zulks telkens met het oogmerk om die werkgeversverklaring en dat aanmeldingsformulier als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken.
Ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde
hij op 5 november 2003 te Amsterdam een wapen van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten een pistool merk Beretta 9000 S en munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 10 patronen merk S&B, 9mm Luger en 2 patronen merk Aguila, 9 mm, voorhanden heeft gehad;
Hetgeen onder A 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 en B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 bewezen verklaarde
van het plegen van witwassen een gewoonte maken
en
medeplegen van van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 primair bewezen verklaarde
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 primair bewezen verklaarde
medeplegen van zware mishandeling.
Ten aanzien van het in zaak A onder 4 primair bewezen verklaarde
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Ten aanzien van het in zaak A onder 5 bewezen verklaarde
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het in zaak B bewezen verklaarde
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen en maatregel
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder A: 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 en het onder B ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot een bedrag van 3.000, - euro en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Het overige deel van die vordering is niet-ontvankelijk verklaard. Voorts is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot een bedrag van 1.149,90 euro toegewezen en is de schadevergoedingsmaatregel toegepast. Het overige deel van die vordering is niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is een aantal voorwerpen verbeurd verklaard. Van een aantal voorwerpen is de teruggave aan de verdachte gelast. Van één voorwerp is de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelast.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder A 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 en het onder B ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar en 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Zij heeft verder gerekwireerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot een bedrag van 3.000, - euro met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en niet ontvankelijk verklaring met betrekking tot het overige deel van die vordering en tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot een bedrag van 1.149,90 met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, ten aanzien van beide vorderingen met dien verstande dat de verplichting tot betaling van het toe te wijzen deel van de vorderingen hoofdelijk aan verdachte en zijn mededaders wordt opgelegd.
Tevens heeft zij gevorderd dat een aantal voorwerpen verbeurd zal worden verklaard, een aantal andere voorwerpen moet worden teruggeven aan de verdachte en dat ten aanzien van één voorwerp de bewaring ten behoeve van de rechthebbende zal worden gelast.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer 5 jaren schuldig gemaakt aan een reeks van ernstige strafbare feiten. In 2003 heeft verdachte samen met anderen een grote hoeveelheid heroïne verkocht die was bestemd voor het Engelse criminele circuit. Verdachte heeft hierbij als tussenpersoon gefungeerd door onder meer in telefoongesprekken in versluierde taal te spreken over hoeveelheden, prijzen, wisselkoersen en locaties. Daarbij heeft hij zich slechts laten leiden door financieel gewin en geen oog gehad voor de aanzienlijke risico's voor de volksgezondheid en de ernstige schade voor de samenleving die uit de handel in en het gebruik van dergelijke middelen kan voortvloeien. De internationale handel in heroïne vormt een ernstige inbreuk op de nationale en internationale rechtsorde. De verdachte heeft aldus een aandeel geleverd in de verspreiding van verdovende middelen.
Uit illegale handel verkregen inkomsten heeft verdachte aangewend ter investering in een aantal zeer dure horloges en auto's. Een deel van de horloges bracht verdachte onder bij anderen ter verkleining van het risico dat de horloges naar verdachte zouden zijn te herleiden. Verdachte verhulde het bezit van auto's door ze op naam van anderen te zetten.
Deze handelwijze vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financieel en economisch verkeer aan.
De economische waarde van de horloges en auto's als mede de aangetroffen geldbedragen duiden erop dat de verdachte over ruime financiële middelen kon beschikken die op geen enkele wijze kunnen worden gelieerd aan legale activiteiten. Ook de onder verdachte en in de woningen van degenen bij wie hij verbleef of bij wie hij goederen en gelden onderbracht aangetroffen grote (contanten) geldbedragen en dure goederen bevestigen dit.
Bovendien heeft verdachte een vuurwapen met (daarbij behorende) munitie voorhanden gehad. De verdachte had daarvoor geen vergunning. Vuurwapens worden meer en meer gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens met (daarbij behorende) munitie.
De verdachte heeft verder op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de twee personen door in de nacht van 26 op 27 oktober 2006 zich schuldig te maken aan medeplegen van zware mishandeling en openlijke geweldpleging. Buiten de club waar de verdachte en zijn mededader waren geweest en waar een meningsverschil was ontstaan tussen een vrouw en het gezelschap van de verdachte zijn de verdachte en twee anderen die vrouw achterna gegaan. De vrouw werd in het gezicht geslagen waarna ze op de grond terecht kwam. Terwijl zij op de grond lag is er verder geweld gebruikt en schopte een mededader haar met volle kracht in het gezicht. Zij heeft als gevolg hiervan onder meer een gebroken linker oogkas, een bloeding in het netvlies en een zware hersenschudding opgelopen.
Verdachte heeft zich geen moment om de belangen van de slachtoffers bekommerd.
Tevens hebben verdachte en zijn mededaders openlijk geweld gepleegd tegen een neef van de vrouw, die tussenbeide kwam om het geweld te beëindigen. Als gevolg van dit geweld liep hij onder meer een gescheurde schouderspier, schaafwonden en een bloeduitstorting onder zijn oog op.
Dergelijke feiten maken een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Voor de slachtoffers moeten deze gebeurtenis traumatisch zijn geweest. Uit het dossier blijkt dat zij hiervan nog geruime tijd fysiek nadeel hebben ondervonden en nog ondervinden, terwijl ook in het algemeen dergelijk gevaarlijk en agressief gedrag in het publieke domein tot gevoelens van onveiligheid leidt.
Tenslotte heeft verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Hij heeft een verzekeringsverklaring werkgever laten opmaken en een aanmeldingsformulier ziekenfonds ingevuld terwijl hij in werkelijkheid geen baan had en al helemaal geen recht op de waarborgen die het ziekenfonds bood.
Het hof zal in strafmatigende zin rekening houden met de sedert de bewezen verklaarde feiten verstreken tijd, hoewel op zich geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 24 november 2010 is de verdachte eerder veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Beslag
Hierna als zodanig te melden in beslag genomen voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien het bewezen verklaarde met betrekking tot die voorwerpen is begaan.
Hierna als zodanig te melden in beslag genomen voorwerpen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar aangezien het bewezen verklaarde met betrekking tot deze voorwerpen is begaan, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 63, 141, 225, 302 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De verdachte heeft zich bereid verklaard - onverplicht- de toegebrachte schade te vergoeden. Tot aan de sluiting van het onderzoek is niet gebleken dat de gevorderde schade is vergoed, zodat het hof met dat aanbod geen rekening kan en zal houden.
Het hof is van oordeel dat de hierna te noemen vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het voormeld bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade, tot na te melden bedrag, heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen. Met bepaling dat de verdachte en de medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor voldoening van de vordering.
Nu de benadeelde partij in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard in een deel van haar vordering en niet is gebleken dat zij zich op grond van het bepaalde van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering in hoger beroep (wederom) als benadeelde partij in dit strafproces heeft gevoegd, kan dit deel van haar vordering buiten beschouwing blijven.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De verdachte heeft zich bereid verklaard - onverplicht- de toegebrachte schade te vergoeden. Tot aan de sluiting van het onderzoek is niet gebleken dat de gevorderde schade is vergoed, zodat het hof met dat aanbod geen rekening kan en zal houden.
Het hof is van oordeel dat de hierna te noemen vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het voormeld bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade, tot na te melden bedrag, heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen. Met bepaling dat de verdachte en de medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor voldoening van de vordering.
Nu de benadeelde partij in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard in een deel van haar vordering en niet is gebleken dat zij zich op grond van het bepaalde van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering in hoger beroep (wederom) als benadeelde partij in dit strafproces heeft gevoegd, kan dit deel van haar vordering buiten beschouwing blijven.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder A 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 en B ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder A 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 en B meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Onttrekt aan het verkeer de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 10 patronen.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- -
Twee doosjes met boekjes van Audemars Piguet;
- -
Een doos van Rolex;
- -
Drie dozen van Audemars Piguet;
- -
Twee halve biljetten van 100, - euro;
- -
Een half biljet van 100, - euro;
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- -
14 cd-roms in spindel;
- -
een blauwe plastic tas;
- -
een zwart telefoontoestel van het merk Nokia;
- -
een oranje telefoontoestel van het merk Nokia.
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij terzake van het onder 3 primair bewezenverklaarde toe en veroordeelt de verdachte, die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, in dier voege dat indien (en voor zover) de een aan de betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan (in zoverre) zal zijn bevrijd, om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde], wonende te [woonplaats], een bedrag van EUR 3.000,00 (drieduizend euro), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 3.000,00 (drieduizend euro), zulks ten behoeve van [benadeelde].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voor zover) verdachte en/of een ander heeft voldaan aan één van de hiervoor vermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij terzake van het onder 4 primair bewezenverklaarde toe en veroordeelt de verdachte, die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, in dier voege dat indien (en voor zover) de een aan de betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan (in zoverre) zal zijn bevrijd, om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde], wonende te [woonplaats], een bedrag van EUR 1.149,90 (duizend honderdnegenenveertig euro en negentig cent), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 1.149,90 (duizend honderdnegenenveertig euro en negentig cent), zulks ten behoeve van [benadeelde].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 21 (eenentwintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voor zover) verdachte en/of een ander heeft voldaan aan één van de hiervoor vermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de negende meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Gonggrijp-van Mourik, mr. P.C. Kortenhorst en mr. H.A. Holthuis, in tegenwoordigheid van mr. R. van Leusden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 december 2010.