RBP 2017/87
Borgstelling. Op wie rust de bewijslast indien de borg het verweer voert dat de hoofdschuld door betaling teniet is gegaan?
HR 16-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:1108
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 juni 2017
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot en M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/02124
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- JCDI
JCDI:ADS927147:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:1108, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑06‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:234, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑03‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:39, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑01‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑04‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑03‑2016
- Wetingang
Essentie
Borgstelling. Teniet gaan hoofdschuld. Bewijslastverdeling. Hoor en wederhoor.
Op wie rust de bewijslast indien de borg het verweer voert dat de hoofdschuld door betaling teniet is gegaan?
Samenvatting
De bank vordert hoofdelijke veroordeling van verweerders tot betaling van € 151.948,68 met rente en kosten. Zij voert hiertoe aan dat verweerders zich borg hebben gesteld voor de schulden van A. Nu A niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen uit een tweetal door de bank verstrekte leningen aan A, heeft de bank een opeisbare vordering op verweerders. De rechtbank heeft de vorderingen van de bank toegewezen. Het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.