NJB 2010, 1817
HR, 01-10-2010, nr. 10/01307
HR 01-10-2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6126
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
1 oktober 2010
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, C.A. Streefkerk en C.E. Drion
- Zaaknummer
10/01307
- Conclusie
A‑G mr. L. Strikwerda
- LJN
BN6126
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BN6126, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑10‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BN6126, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑08‑2010
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑03‑2010
- Wetingang
Haags Verdrag burgerrechtelijke aspecten internationale ontvoering van kinderen art. 13 lid 1 aanhef; Haags Verdrag burgerrechtelijke aspecten internationale ontvoering van kinderen art. 13 lid 1 onder a; Rv art. 166 lid 1
Essentie
Internationale kinderontvoering. De Nederlandse vader en moeder zijn naar Canada geëmigreerd en hebben daar een dochter gekregen. De vader ondertekent een ‘agreement’ dat de dochter met de moeder drie maanden in Nederland kan verblijven. De moeder noch de dochter keren terug naar Canada. Het hof oordeelt dat de vader niet heeft berust in het definitieve verblijf van de dochter in Nederland. HR:
1
1 Berusting. Maatstaf. Beslissend is, aldus het hof, of uit objectieve omstandigheden kan worden afgeleid dat de vader heeft aanvaard dat het hoofdverblijf van de dochter voortaan in Nederland zou zijn. In zoverre wordt de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.