NJB 2010, 1543
HR, 09-07-2010, nr. 09/02434
HR 09-07-2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2337
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
9 juli 2010
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, E.J. Numann, J.C. van Oven, W.A.M. Schendel en W.D.H. Asser
- Zaaknummer
09/02434
- Conclusie
A‑G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- LJN
BM2337
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Schuldsanering natuurlijke personen
Horecarecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BM2337, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑07‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BM2337, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 23‑04‑2010
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑06‑2009
- Wetingang
BW art. 3:303; Fw art. 351 lid 1; Rv art. 157 lid 1; Rv art. 229; Rv art. 232 lid 2
Essentie
1
1 Belang bij rechtsmiddel. Voor niet-ontvankelijkverklaring van een partij in een rechtsmiddel is voortaan nog slechts plaats in gevallen waarin de rechter na aanwending van het rechtsmiddel op processuele gronden aan een behandeling van de zaak ten principale niet toekomt, zoals de gevallen waarin het beroep niet, nog niet of niet meer openstaat.
2
2 Dag van de uitspraak. Bij de beoordeling van de vraag op welke dag de rechtbank uitspraak heeft gedaan, had het hof moeten uitgaan van de juistheid van de inhoud van het proces-verbaal en het vonnis op dat punt, behoudens tegenbewijs waaruit ondubbelzinnig ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.