NJB 2009, 1338
HR, 26-06-2009, nr. R07/068HR
HR 26-06-2009, ECLI:NL:HR:2009:BD5516
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
26 juni 2009
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, A. Hammerstein en J.C. van Oven
- Zaaknummer
R07/068HR
- Conclusie
A-G mr. L. Timmerman
- LJN
BD5516
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2009:BD5516, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑06‑2009
ECLI:NL:HR:2009:BD5516, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑06‑2009
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑03‑2007
- Wetingang
BW art. 2:8; BW art. 2:350 lid 1
Essentie
Qwest I (zie LJN BH6537 en BI0216). Enquête. De ondernemingskamer beveelt een enquêteonderzoek naar de failliete vennootschap KPNQwest. HR: 1. Belangenafweging. Motivering. De ondernemingskamer zal bij de belangenafweging naast de doeleinden van het enquêterecht mede de bezwaren tegen een ruime toepassing van het middel van enquête moeten betrekken en de aard van het tussen de verzoeker en de rechtspersoon bestaande geschil in aanmerking moeten nemen. Motivering mag worden verlangd in geval van feiten of omstandigheden die (duidelijk) voor dan wel tegen toewijzing van het enquêteverzoek pleiten, terwijl de ondernemingskamer toch anders beslist. 2. Faillissement. De omstandigheid dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.