HR, 20-02-2009, nr. 08/02541
ECLI:NL:PHR:2009:BG7407
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20-02-2009
- Zaaknummer
08/02541
- LJN
BG7407
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BG7407, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑02‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BG7407
ECLI:NL:PHR:2009:BG7407, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑02‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BG7407
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Uitspraak 20‑02‑2009
Inhoudsindicatie
Verbintenissenrecht; toegewezen incassovordering van energieleverancier wegens openstaande facturen (81 RO).
20 februari 2009
Eerste Kamer
08/02541
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
ESSENT RETAIL ENERGIE B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en Essent.
1. Het geding in feitelijke instantie
Essent heeft bij exploot van 22 oktober 2007 [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Tilburg en gevorderd, kort gezegd, [eiseres] te veroordelen om aan Essent te betalen een bedrag van € 1.289,98, met rente en kosten en een bedrag van € 357,-- aan buitengerechtelijke incassokosten.
[Eiseres] heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 5 maart 2008 de vordering van Essent toegewezen.
Het vonnis is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de kantonrechter heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Essent is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Essent begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 20 februari 2009.
Conclusie 20‑02‑2009
Inhoudsindicatie
Verbintenissenrecht; toegewezen incassovordering van energieleverancier wegens openstaande facturen (81 RO).
08/02541
Mr L. Strikwerda
Zt. 12 dec. 2008
conclusie inzake
[Eiseres]
tegen
Essent Retail Energie B.V.
Edelhoogachtbaar College,
1. Deze zaak betreft een cassatieberoep tegen een vonnis van een kantonrechter waartegen geen hoger beroep kan of kon worden ingesteld. Bij het vonnis is een incassovordering van een energieleverancier toegewezen. In cassatie gaat het om de vraag of de kantonrechter zijn beslissing naar behoren heeft gemotiveerd.
2. Uit de gedingstukken blijkt het volgende.
(i) Bij exploot van 22 oktober 2007 heeft thans verweerster in cassatie, hierna: Essent, thans eiseres tot cassatie, hierna: [eiseres], gedagvaard voor de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Tilburg, tot betaling van een bedrag van Euro 1.289,98 te vermeerderen met de wettelijke rente, en met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en de buitengerechtelijke incassokosten ad Euro 357,-.
(ii) Essent heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat uit hoofde van één of meerdere met [eiseres] gesloten overeenkomsten, onder toepasselijkheid van de door Essent gehanteerde Algemene Voorwaarden en de daarvoor geldende tarieven, aan [eiseres] gas en/of energie en/of warmte alsmede overige zaken en/of diensten zijn verkocht, geleverd en/of getransporteerd ten behoeve van het perceel [a-straat 1] te ([0000 AA]) [plaats]. Ondanks door Essent gezonden herinneringen en aanmaningen is [eiseres] in gebreke gebleven met de (tijdige) betaling van een aantal nota's, zodat Essent zich genoodzaakt zag haar vordering ter incasso uit handen te geven, aldus Essent.
(iii) [Eiseres] heeft van antwoord gediend en daarbij erkend dat zij met Essent een contract heeft gesloten voor onder meer energievoorziening en niet bestreden dat sprake is van "een zekere achterstand in de betalingen aan Essent". Als verweer tegen de vordering heeft [eiseres] aangevoerd dat de vordering "in het geheel niet is gespecificeerd" zodat de vordering - indien geen nadere specificatie naar kostensoorten en leverdata wordt ontvangen - als ongemotiveerd moet worden afgewezen. Voorts heeft zij de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden van Essent en de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten betwist.
(iv) Bij conclusie van repliek heeft Essent de grondslag van haar vordering en de onderdelen waaruit deze is opgebouwd nader toegelicht, en nadere stukken overgelegd waaruit de hoogte van de voorschotten, de verbruiks- en eindafrekeningen, en de leverdata blijken. Voorts heeft Essent naar aanleiding van het desbetreffende verweer van [eiseres] gemotiveerd aangegeven dat en waarom haar Algemene Voorwaarden van toepassing zijn en dat en waarom [eiseres] buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is.
(v) Van de haar geboden gelegenheid om te dupliceren heeft [eiseres] geen gebruik gemaakt.
3. Bij vonnis van 5 maart 2008 heeft de kantonrechter de vordering van Essent toegewezen. Daartoe overwoog de kantonrechter onder meer:
"1.2 Na het antwoord van de gedaagde partij is de vordering door de eisende partij nader toegelicht, met gemotiveerde weerspreking van dat antwoord.
Van de vervolgens op behoorlijke wijze aan de gedaagde partij geboden gelegenheid nogmaals een reactie te geven is geen gebruik gemaakt.
1.3 Nu de gedaagde partij niet heeft gedupliceerd wordt vermoed dat het verweer niet wordt gehandhaafd. In elk geval leiden de niet weersproken (nadere) stellingen van de eisende partij, die het verweer van de gedaagde partij voldoende weerleggen, tot toewijzing van de vordering, met veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten."
4. [Eiseres] is tegen het vonnis van de kantonrechter (tijdig) in cassatie gekomen met één middel. Essent is in cassatie niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend.
5. Het middel klaagt dat het bestreden vonnis niet de gronden inhoudt waarop het berust. Deze algemene klacht wordt uitgewerkt in twee deelklachten die gericht zijn tegen r.o 1.3.
6. De eerste deelklacht houdt in dat het vonnis niet aangeeft welke feiten en/of stellingen van Essent als voldoende weerlegging van het verweer van [eiseres] moeten worden aangemerkt en mitsdien als voldoende moeten worden beschouwd voor toewijzing van de vordering.
7. Bij de beoordeling van deze klacht dient vooropgesteld te worden dat elke rechterlijke beslissing tenminste zodanig moet worden gemotiveerd, dat zij voldoende inzicht geeft in de aan haar ten grondslag liggende gedachtegang om de beslissing zowel voor partijen als voor derden - in geval van openstaan van hogere voorzieningen: de hogere rechter daaronder begrepen - controleerbaar en aanvaardbaar te maken. Vgl. Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen (2005), nr. 120 met rechtspraakgegevens. De vraag hoever de motiveringsplicht gaat, hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder het aan de beslissing ten grondslag liggende partijdebat (vgl. HR 10 oktober 2003, NJ 2004, 37).
8. Naar deze maat gemeten heeft de kantonrechter zijn beslissing naar mijn mening toereikend gemotiveerd. [Eiseres] heeft bij conclusie van antwoord erkend dat zij met Essent een contract heeft gesloten voor onder meer energievoorziening en niet ontkend dat een zekere achterstand in betalingen is ontstaan. Zij heeft tot haar verweer slechts aangevoerd dat de vordering naar kostensoorten en leverdata onvoldoende is gespecificeerd. Essent heeft daarop bij conclusie van repliek onder overlegging van nadere producties haar vordering nader gespecificeerd naar kostensoorten en leveringsdata. Nu [eiseres], hoewel haar daartoe op behoorlijke wijze de gelegenheid was geboden, op de nadere stellingen van Essent niet heeft gereageerd, is voldoende duidelijk dat de kantonrechter met "de niet weersproken (nadere) stellingen van de wederpartij" het oog had op de door Essent bij conclusie van repliek gegeven nadere specificaties van haar vordering waarom [eiseres] bij conclusie van antwoord had gevraagd. In het licht van het debat van partijen heeft de kantonrechter daarmee, ook zonder die nadere stellingen in zijn vonnis uit te schrijven, voldoende inzicht gegeven in de aan zijn beslissing ten grondslag liggende gedachtegang, zodat niet kan worden gezegd dat de beslissing niet de gronden inhoudt waarop ze berust. De eerste deelklacht faalt derhalve.
9. De tweede deelklacht keert zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat, nu [eiseres] niet heeft gedupliceerd, wordt vermoed dat [eiseres] haar bij conclusie van antwoord gevoerde verweer niet handhaaft.
10. Deze deelklacht faalt. De aangevallen overweging vormt één van de twee zelfstandige gronden waarop de beslissing van de kantonrechter dat de vordering van Essent toewijsbaar is, berust. De andere grond is de door de eerste deelklacht aangevallen overweging. Waar deze overweging tevergeefs is bestreden, strandt de tweede deelklacht reeds op gebrek aan belang. Vgl. Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen (2005), nr. 48.
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,