RvdW 2009, 208
HR, 23-01-2009, nr. C07/171HR: Zehnpfenning/Framroad
HR 23-01-2009, ECLI:NL:HR:2009:BG3588 (Zehnpfenning/Framroad)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
23 januari 2009
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, W.A.M. van Schendel, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C07/171HR
- Conclusie
A-G Timmerman
- LJN
BG3588
- Roepnaam
Zehnpfenning/Framroad
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Vervoersrecht / Zeevervoer
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2009:BG3588, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑01‑2009
ECLI:NL:PHR:2009:BG3588, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑10‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑01‑2007
- Wetingang
K art. 398; Rv art. 438; BW art. 8:211; BW art. 8:216
Essentie
Executiegeschil. Loonvordering bemanningslid; voorrecht op zeeschip; strekking art. 8:211 sub b jo. art. 8:216 BW; beroep scheepseigenaar op vormvoorschrift van art. 398 lid 1 WvK.
De in art. 8:211 sub b jo. art. 8:216 BW vervatte regeling strekt ertoe met het oog op de bescherming van de belangen van het bemanningslid diens verhaalsmogelijkheden voor de daarin bedoelde vorderingen zo veel mogelijk te waarborgen. Gelet op die strekking kan niet worden aanvaard dat nadat de loonvordering van de werknemer onherroepelijk is toegewezen, de geldigheid van de daaraan ten grondslag ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.