HR, 19-12-2008, nr. 08/04174
ECLI:NL:HR:2008:BG1817
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19-12-2008
- Zaaknummer
08/04174
- LJN
BG1817
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BG1817, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑12‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BG1817
ECLI:NL:HR:2008:BG1817, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑12‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BG1817
- Wetingang
art. 1 Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
art. 1 Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
- Vindplaatsen
BJ 2009/5
BJ 2009/5
Conclusie 19‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Bopz; verlening van voorlopige machtiging terwijl betrokkene verbleef in niet als psychiatrisch ziekenhuis in zin van art. 1 lid 1, aanhef en onder h, Wet Bopz aangemerkte open afdeling van een zorginstelling, op welke afdeling hij kennelijk verder zou verblijven.
08/04174
Mr. F.F. Langemeijer
Parket, 24 oktober 2008
Conclusie inzake:
[Verzoeker]
tegen
Officier van Justitie te Rotterdam
In deze zaak is een voorlopige machtiging verleend. Is hier sprake van een zgn. `paraplumachtiging'?
1. De feiten en het procesverloop
1.1. Verzoeker tot cassatie (hierna: betrokkene) is vrijwillig, in elk geval anders dan op grond van een machtiging op grond van de Wet Bopz, opgenomen in een inrichting van BAVO Europoort, afdeling Verslavingszorg, Delftweg 166 te Rotterdam(1).
1.2. Bij brief van 4 juli 2008 heeft deze inrichting aan de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam voorgesteld een voorlopige machtiging te verzoeken. Bij inleidend verzoekschrift van 8 juli 2008 heeft de officier van justitie de rechtbank aldaar verzocht een voorlopige machtiging te verlenen "om het verblijf van betrokkene in BAVO Europoort te Rotterdam te doen voortduren". Bij het verzoek was een geneeskundige verklaring gevoegd, opgemaakt en ondertekend door [betrokkene 2] als geneesheer-directeur van BAVO Europoort Verslavingszorg, die als niet bij de behandeling betrokken psychiater het onderzoek heeft verricht.
1.3. De rechtbank heeft het verzoek mondeling behandeld op 25 juli 2008, in aanwezigheid van betrokkene en zijn raadsman en de behandelend arts [betrokkene 1]. Ter zitting heeft de behandelend arts aan het slot van zijn toelichting opgemerkt: "Wanneer hij zich aan de afspraken houdt kan hij op de open afdeling verblijven. Deze instelling heeft tevens gesloten afdelingen met een BOPZ indicatie in Capelle aan den IJssel en Ossendrecht. We hebben de rechterlijke machtiging nodig voor als het minder met hem gaat." De raadsman van betrokkene heeft als verweer onder meer aangevoerd: "Er kan geen rechterlijke machtiging verleend worden op een open afdeling zonder BOPZ indicatie".
1.4. Bij beschikking van 25 juli 2008 heeft de rechtbank een voorlopige machtiging verleend om betrokkene "in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven tot uiterlijk 25 januari 2009". De rechtbank is in haar motivering niet ingegaan op genoemd verweer.
1.5. Namens betrokkene is - tijdig - beroep in cassatie ingesteld. In cassatie is geen verweer gevoerd.
2. Bespreking van het cassatiemiddel
2.1. De rechtsklacht houdt in dat de bestreden machtiging niet had mogen worden verleend omdat zij neerkomt op een niet toelaatbare `paraplumachtiging'(2). De subsidiaire motiveringsklacht houdt in dat de motivering tekort schiet, omdat de rechtbank niet is ingegaan op het in alinea 1.3 hiervoor genoemde verweer van de raadsman.
2.2. Met de buitenwettelijke term `paraplumachtiging' pleegt de situatie te worden aangeduid waarin de betrokken patiënt buiten een psychiatrisch ziekenhuis verblijft op basis van een voorwaardelijk ontslag uit het psychiatrisch ziekenhuis, hem verleend door de geneesheer-directeur (art. 47 Wet Bopz). Tot 1 januari 2004 werd aangenomen dat een machtiging tot voortgezet verblijf ook kon worden verleend indien de betrokkene op grond van een voorwaardelijk ontslag reeds buiten het psychiatrisch ziekenhuis verbleef en bekend was dat, na het verlenen van de verzochte machtiging, slechts administratief (pro forma) een heropname in het psychiatrisch ziekenhuis zou plaatsvinden en vrijwel onmiddellijk daarna opnieuw voorwaardelijk ontslag uit het ziekenhuis zou worden verleend teneinde het verblijf buiten het psychiatrisch ziekenhuis onder voorwaarden te doen voortduren. Ingaande 1 januari 2004 is de wettelijke regeling van de voorwaardelijke machtiging voor dit laatste in de plaats gekomen, waarbij niet de geneesheer-directeur maar de rechter degene is die de voorwaarden bepaalt (art. 14a e.v. Wet Bopz). De in het cassatiemiddel aangehaalde rechtspraak brengt mee dat sinds 1 januari 2004 een (onvoorwaardelijke) machtiging tot voortgezet verblijf niet mag worden gegeven in de gevallen waarvoor de wetgever de voorwaardelijke machtiging heeft bedoeld.
2.3. In het onderhavige geval is geen sprake van een paraplumachtiging in de zo-even genoemde betekenis: ten aanzien van betrokkene is geen machtiging tot voortgezet verblijf verzocht, maar een voorlopige machtiging. Uit de gedingstukken blijkt ook niet dat betrokkene op grond van de Wet Bopz gedwongen opgenomen is geweest en ten tijde van de rechtbankbeslissing buiten het psychiatrisch ziekenhuis verbleef op basis van een aan hem door de geneesheer-directeur verleend voorwaardelijk ontslag.
2.4. In cassatie kan m.i. ervan worden uitgegaan dat de lokatie waar betrokkene feitelijk verblijft, BAVO Europoort, afd. Verslavingszorg, Delftweg 166 te Rotterdam, niet als psychiatrisch ziekenhuis is aangemerkt in de zin van art. 1, lid 1 onder h, Wet Bopz(3). De bestreden beschikking kan dus niet op die lokatie ten uitvoer worden gelegd. Op zichzelf is mogelijk dat ten aanzien van een betrokkene, die niet in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft, een voorlopige machtiging wordt verleend teneinde hem in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen, indien aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een voorlopige machtiging is voldaan. De in dit geval verleende machtiging kan worden tenuitvoergelegd in een - als zodanig aangemerkt - psychiatrisch ziekenhuis, mits de tenuitvoerlegging een aanvang neemt binnen twee weken na dagtekening van de beschikking (art. 10, lid 1, Wet Bopz).
2.5. Volgens het cassatierekest zou betrokkene nog steeds verblijven op het adres BAVO Europoort, afd. Verslavingszorg (Delftweg 166 te Rotterdam). De enkele omstandigheid dat de voorlopige machtiging niet binnen de in art. 10, lid 1, Wet Bopz bepaalde termijn is tenuitvoergelegd rechtvaardigt op zichzelf nog niet de gevolgtrekking dat de voorlopige machtiging niet had mogen worden verleend.
2.6. De officier van justitie had een voorlopige machtiging verzocht om het verblijf van betrokkene in BAVO Europoort te Rotterdam "te doen voortduren", als ware dit een als zodanig aangemerkt psychiatrisch ziekenhuis. Deze formulering van het verzoek, gecombineerd met de reeds aangehaalde toelichting van de behandelend arts ter zitting, bood de raadsman een aanknopingspunt voor de veronderstelling dat de behandelaars betrokkene op deze lokatie wilden laten blijven zo lang het goed gaat en van de te verlenen machtiging slechts gebruik wilden maken wanneer het niet langer goed gaat. In mijn woorden: de behandelaars zouden de verzochte voorlopige machtiging `achter de hand' willen houden. Blijkens de weergave van de mondelinge overwegingen van de rechter op blz. 2 van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, heeft ook de rechtbank het inleidend verzoekschrift in deze zin opgevat. In het debat in eerste aanleg lijkt art. 10, lid 1, Wet Bopz uit het oog te zijn verloren: men kan een voorlopige machtiging niet langer dan veertien dagen `achter de hand houden'.
2.7. Hoe dan ook, er was voor de rechtbank wel reden om op het verweer van de raadsman in te gaan. Indien het de bedoeling is, de voorlopige machtiging alleen te gebruiken als `stok achter de deur' om betrokkene over te halen om zich in de verslavingskliniek aan de afspraken met de behandelaar(s) te houden, al is het maar voor een periode van veertien dagen, wordt de mogelijkheid van een voorlopige machtiging gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven, namelijk: opneming in een psychiatrisch ziekenhuis. Wanneer de stoornis van de geestvermogens de betrokkene gevaar doet veroorzaken en dit gevaar buiten een (als zodanig aangemerkt) psychiatrisch ziekenhuis, niet zijnde een zwakzinnigeninrichting of verpleeginrichting, slechts door het stellen en naleven van voorwaarden kan worden afgewend, komt de mogelijkheid van een voorwaardelijke machtiging aan de orde (art. 14a Wet Bopz). Daarom slaagt in ieder geval de klacht over het ontbreken van een motivering voor de verwerping van het verweer. De bestreden beschikking kan om deze reden m.i. niet in stand blijven.
2.8. Of de rechtsklacht slaagt, is lastiger te beoordelen: daarvoor zou - bij gebrek aan vaststelling van de feiten - als hypothetische grondslag in cassatie moeten worden gehanteerd dat het de bedoeling was, betrokkene niet daadwerkelijk in een psychiatrisch ziekenhuis op te nemen en de voorlopige machtiging alleen te gebruiken als `stok achter de deur' om betrokkene over te halen om zich in de verslavingskliniek aan de afspraken met de behandelaar(s) te houden.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar de rechtbank te Rotterdam.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
1 Volgens het begeleidend schrijven van BAVO Europoort zou betrokkene sinds 28 februari 2007 zijn opgenomen; volgens de kop van het behandelingsplan en het cassatierekest verblijft hij sinds 24 juli 2007 op de desbetreffende afdeling.
2 Het middel verwijst naar HR 11 november 2005, NJ 2006, 288 m.nt. J. Legemaate (BJ 2006, 1 m.nt. W. Dijkers); HR 2 juni 2006, BJ 2006, 36; HR 6 juni 2008, BJ 2008, 45 m.nt. W. Dijkers.
3 Deze lokatie is niet genoemd in de lijst van aangemerkte instellingen (Stcrt. 2008 nr. 68, met aanvullingen nadien), ook te raadplegen via: www.minvws.nl via: dossiers/Bopz/voor professionals/Bopz-instellingen. Ook in de geneeskundige verklaring (rubriek 4) wordt ervan uitgegaan dat betrokkene (nog) niet is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis.
Uitspraak 19‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Bopz; verlening van voorlopige machtiging terwijl betrokkene verbleef in niet als psychiatrisch ziekenhuis in zin van art. 1 lid 1, aanhef en onder h, Wet Bopz aangemerkte open afdeling van een zorginstelling, op welke afdeling hij kennelijk verder zou verblijven.
19 december 2008
Eerste Kamer
08/04174
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende en verblijvende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT ROTTERDAM,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam heeft op 8 juli 2008, onder overlegging van een ondertekende geneeskundige verklaring en een behandelingsplan, een verzoek ingediend bij de rechtbank aldaar tot het verlenen van een voorlopige machtiging om het verblijf van betrokkene in BAVO Europoort te Rotterdam te doen voortduren.
Nadat de rechtbank betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman alsmede behandelend arts [betrokkene 1], op 25 juli 2008 had gehoord, heeft zij bij beschikking van diezelfde datum de verzochte machtiging verleend om betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven tot uiterlijk 25 januari 2009.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar de rechtbank te Rotterdam.
3. Beoordeling van het middel
3.1 De officier van justitie heeft in dit geding - als hiervoor in 1 vermeld - verzocht een voorlopige machtiging te verlenen om het verblijf van betrokkene "in BAVO Europoort te Rotterdam" te doen voortduren.
In haar beschikking heeft de rechtbank een voorlopige machtiging verleend voor de duur van zes maanden, derhalve tot uiterlijk 25 januari 2009.
3.2 Ten tijde van de mondelinge behandeling van het verzoek verbleef betrokkene op de open afdeling Verslavingszorg van BAVO Europoort, Delftweg 166 te Rotterdam. Volgens het proces-verbaal van deze zitting heeft de behandelend arts bevestigd dat betrokkene op de open afdeling kon verblijven wanneer hij zich aan de afspraken zou houden en dat deze instelling tevens gesloten afdelingen heeft met een "BOPZ indicatie in Capelle aan den IJssel en Ossendrecht". De advocaat van betrokkene heeft toen onder meer als verweer gevoerd dat geen machtiging kon worden verleend "op een open afdeling zonder BOPZ indicatie". De rechtbank heeft blijkens het proces-verbaal reeds mondeling het verzoek toegewezen voor de duur van zes maanden, daartoe overwegende:
"- dat betrokkene, wanneer het naar het oordeel van zijn behandelaren beter met hem gaat, met voorwaardelijk ontslag op de open afdeling kan verblijven;
- dat betrokkene, indien de behandelend arts dit noodzakelijk vindt, tevens op een gesloten afdeling met een BOPZ indicatie, binnen de instelling waar hij thans verblijft, kan verblijven;
- dat gezien de ernst van de situatie en het gevaar zoals genoemd in de geneeskundige verklaring, welke zich ook daadwerkelijk meerdere malen heeft gemanifesteerd, een rechterlijke machtiging noodzakelijk is."
3.3 In het middel wordt aangevoerd dat, zoals de advocaat van betrokkene ter zitting had betoogd, de rechtbank het inleidende verzoek van de officier van justitie niet had mogen toewijzen nu de locatie waar betrokkene ten tijde van de beslissing van de rechtbank verbleef, niet is aangemerkt als een "psychiatrisch ziekenhuis" in de zin van art. 1 lid 1, aanhef en onder h, Wet Bopz in verbinding met Bijlage 1 van de Regeling Aanmerking Psychiatrisch Ziekenhuis Bopz.
Nu betrokkene ten tijde van de beslissing van de rechtbank in de niet als zodanig aangemerkte open afdeling Verslavingszorg van BAVO Europoort verbleef en hij daar kennelijk ingevolge de door de rechtbank te geven beslissing zou moeten blijven, is de hierop gerichte klacht gegrond.
3.4 Het vorenoverwogene brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en het middel voor het overige geen behandeling behoeft. De Hoge Raad zal de zaak verwijzen met het oog op de mogelijkheid van toepassing van art. 8a Wet Bopz.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 25 juli 2008;
verwijst het geding naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 19 december 2008.