RFR 2008, 128
HR, 05-09-2008, nr. C07/143HR
HR 05-09-2008, ECLI:NL:HR:2008:BD4161
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
5 september 2008
- Magistraten
Mrs. A. Hammerstein, O. de Savornin Lohman, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C07/143HR
- Conclusie
plv. P-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
BD4161
- JCDI
JCDI:ADS872791:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BD4161, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑09‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BD4161, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑09‑2008
- Wetingang
Essentie
Familieprocesrecht
Wanneer kan sprake zijn van een veroordeling in de werkelijke proceskosten?
Samenvatting
De dochter heeft verzocht om haar moeder, die in het testament van haar overleden echtgenoot tot executeur is benoemd, op grond van de art. 4:148, 4:149 en 4:151 BW te gelasten in haar hoedanigheid van executeur de door de dochter gewenste inlichtingen te verschaffen, althans aanvulling op de rekening en verantwoording te geven. De rechtbank, sector kanton, verklaarde de dochter niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Het hof wees het verzoek van de dochter af en veroordeelde haar in de kosten ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.