NJ 2009, 53
HR, 30-05-2008, nr. C04/194HR
HR 30-05-2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2870
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
30 mei 2008
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, C.A. Streefkerk, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C04/194HR
- Conclusie
A-G Wuisman
- LJN
BD2870
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BD2870, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑05‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BD2870, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑05‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑05‑2004
- Wetingang
Beschikking superheffing 1984 art. 11; EEG-Verordening nr. 857/84 art. 3
Essentie
Beschikking superheffing 1984; verenigbaarheid art. 11 met art. 3 EEG-Verordening nr. 857/84?
Vervolg op HR 14 oktober 2005, NJ 2006, 132 waarbij HR prejudiciële vragen stelde aan het HvJ EG, dat vervolgens bij arrest van 9 februari 2006 in de zaak C-384/05 voor recht heeft verklaard — kort gezegd — dat art. 11 van de Beschikking superheffing 1984 niet onverenigbaar is met artikel 3, sub 1, tweede alinea, EEG-verordening nr. 857/84. Uit deze verklaring voor recht volgt dat de cassatieklachten ongegrond zijn dan wel feitelijke grondslag missen.
Samenvatting
Op grond van art. 11 eerste lid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.