RvdW 2008, 421
HR, 11-04-2008, nr. C06/276HR: De Groot e.a.
HR 11-04-2008, ECLI:NL:PHR:2008:BC5602 (De Groot e.a.)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 april 2008
- Magistraten
Mrs. P.C. Kop, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C06/276HR
- Conclusie
A-G Spier
- LJN
BC5602
- Roepnaam
De Groot e.a.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2008:BC5602, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑04‑2008
ECLI:NL:PHR:2008:BC5602, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑04‑2008
- Wetingang
Rv art. 254, BW art. 6:162
Essentie
Onrechtmatige daad; dwingen wederpartij zich naar in kort geding gegeven maatregel te gedragen door te dreigen met executie; schuld.
In beginsel dient te worden aangenomen dat degene die door dreigen met executie zijn wederpartij heeft gedwongen zich naar een in kort geding gegeven bevel te gedragen, onrechtmatig jegens deze heeft gehandeld wanneer hij, naar achteraf in hoger beroep van het kortgedingvonnis of in een bodemgeschil blijkt, niet het recht had van de wederpartij te vergen dat deze zich overeenkomstig dit bevel gedroeg. Gegeven de aard van het vonnis in kort geding mag voorts ervan worden uitgegaan dat degene ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.