NJB 2008, 970
HR, 11-04-2008, nr. C06/272HR: grondwaterstand
HR 11-04-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1238 (grondwaterstand)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 april 2008
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, P.C. Kop, A. Hammerstein, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C06/272HR
- Conclusie
A-G mr. J.L.R.A. Huydecoper
- LJN
BC1238
- Roepnaam
grondwaterstand
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BC1238, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑04‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BC1238, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑04‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑08‑2006
- Wetingang
Wet verjaring van geldvorderingen ten laste van het rijk, de provinciën enz. art. 1
Essentie
Aanvang verjaringstermijn. Door werkzaamheden in het kader van een ruilverkaveling is de fundering van een boerderij boven het waterpeil gekomen. In 1972 schrijft de eigenaar dat de fundering het daardoor na verloop van tijd zal begeven. In 1997 stelt de eigenaar het waterschap aansprakelijk voor verzakkingsschade. HR: Aanvang verjaringstermijn. Voor de aanvang van de verjaringstermijn van de verjaringswet van 1924 is beslissend het tijdstip waarop de schade is geleden, onverschillig of de schuldeiser bekend was met de schade, behoudens in gevallen van bodemverontreiniging en daarmee op één lijn te stellen vormen van schade die naar hun aard gedurende lange ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.