NJ 2008, 494
HR, 04-04-2008, nr. R07/119HR
HR 04-04-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2241, m.nt. J. de Boer
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
4 april 2008
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, E.J. Numann, C.A. Streefkerk
- Zaaknummer
R07/119HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- Noot
J. de Boer
- LJN
BC2241
- JCDI
JCDI:ADS111834:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BC2241, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑04‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BC2241, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑04‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑06‑2007
- Wetingang
BW art. 1:251a
Essentie
Gezamenlijk ouderlijk gezag na echtscheiding; ambtshalve gezagsbeslissing rechter op voet art. 1:251a BW (‘informele rechtsingang’ kind) ook mogelijk na beëindiging echtscheidingsprocedure?
Uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid dat de wetgever bij de invoering van art. 1:251a BW in het bijzonder voor ogen heeft gestaan dat de minderjarige in het kader van de echtscheidingsprocedure de mogelijkheid dient te hebben zelfstandig en op informele wijze aan de rechter blijk te geven van zijn mening m.b.t. het voortduren van het gezamenlijk gezag na echtscheiding, maar niet dat de wetgever heeft willen uitsluiten dat deze informele rechtsingang nog ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.