RCR 2008, 51
Stelplicht- en bewijslastverdeling. Wie moet wat bewijzen? Welke waardering mag er worden gegeven aan een verklaring van een ‘partijgetuige’?
HR 04-04-2008, ECLI:NL:PHR:2008:BC1844
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 april 2008
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk
- Zaaknummer
C06/300HR
- Conclusie
A-G Huydecoper
- LJN
BC1844
- JCDI
JCDI:ADS870941:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2008:BC1844, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑04‑2008
ECLI:NL:PHR:2008:BC1844, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 04‑04‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑08‑2006
- Wetingang
Rv art. 150; Rv art. 164 lid 2
Essentie
Eiser stelt dat ter zake van zekere werkzaamheden een uurtarief van ƒ 65 was overeengekomen. Gedaagde stelt dat nader is overeengekomen dat op dit uurtarief een korting van 30% van toepassing zou zijn. Wie moet welke overeenkomst bewijzen? Is een directeur-grootaandeelhouder partijgetuige? Hoe moet een verklaring van een ‘partijgetuige’ worden gewaardeerd bij (tegen)bewijs?
Samenvatting
In deze zaak vorderde verweerder in cassatie (‘eiser’) betaling door eiseres tot cassatie, Robur Metaaltechniek B.V. (‘Robur’), van een aantal facturen wegens geleverde (installatie)diensten en aangeleverde producten. In cassatie gaat het enkel nog om het arbeidsloon, begrepen in (1) een aantal facturen die betrekking hebben ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.