NJB 2008, 867
HR, 28-03-2008, nr. C06/318HR
HR 28-03-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2726
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
28 maart 2008
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, P.C. Kop, A. Hammerstein, F.B. Bakels en C.A. Streefkerk
- Zaaknummer
C06/318HR
- Conclusie
A-G mr. L. Strikwerda
- LJN
BC2726
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BC2726, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑03‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BC2726, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 28‑03‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑10‑2006
- Wetingang
EG-Verbintenissenverdrag art. 3 lid 1; EG-Verbintenissenverdrag art. 4 lid 2; EG-Verbintenissenverdrag art. 4 lid 3; EG-Verbintenissenverdrag art. 4 lid 4; EG-Verbintenissenverdrag art. 4 lid 5; BW art. 8:1711
Essentie
Conflictenrecht. Een overeenkomst tussen een Belgische en een Nederlandse partij bevat zowel elementen van bevrachting als van goederenvervoer/expeditie (per spoor). In geschil is de vraag welk recht op de overeenkomst van toepassing is. HR: 1. Stilzwijgende rechtskeuze. Bij de toepassing van art. 3 lid 1 EVO (EEG-Overeenkomstenverdrag) kan van een stilzwijgende rechtskeuze slechts sprake zijn als deze blijkt uit concrete omstandigheden die erop wijzen dat partijen deze keuze hebben gewild. 2. HR stelt prejudiciële vragen van uitleg van art. 4 EVO.
Partij(en)
De vennootschap naar Belgisch recht ICF S.C., adv. mr. J. de Bie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.