Einde inhoudsopgave
RvdW 2008, 334
HR, 21-03-2008, nr. C06/289HR
HR 21-03-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2774
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 maart 2008
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, A. Hammerstein, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C06/289HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
BC2774
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BC2774, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑03‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BC2774, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑03‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑10‑2006
- Wetingang
Rv art. 340; Rv (oud) art. 157
Essentie
Cassatieberoep van vonnis rechtbank waarbij exceptie van onbevoegdheid als bedoeld in art. 157 (oud) Rv is verworpen; ontvankelijkheid.
Het oordeel van de rechtbank waarbij zij een exceptie van onbevoegdheid als bedoeld in art. 157 (oud) Rv heeft verworpen op de grond dat deze exceptie te laat is opgeworpen, en waarbij zij daarom op grond van die bepaling haar bevoegdheid heeft aangenomen, is vatbaar voor hoger beroep. Daaraan kan niet afdoen dat de rechtbank op grond van die bevoegdheid in hoogste feitelijk ressort rechtspreekt, nu het aan het hof is om te beslissen of de rechtbank terecht die exceptie als ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.