NJB 2008, 818
HR, 21-03-2008, nr. C06/289HR
HR 21-03-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2774
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 maart 2008
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst,A.M.J. van Buchem-Spapens,E.J. Numann, A. Hammerstein en W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C06/289HR
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- LJN
BC2774
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BC2774, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑03‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BC2774, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑03‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑10‑2006
- Wetingang
Essentie
Procesrecht. 1. Ontvankelijkheid in cassatie. Het oordeel van de rechtbank waarbij zij een exceptie van onbevoegdheid als bedoeld in art. 157 (oud) Rv heeft verworpen op de grond dat deze te laat is opgeworpen, is vatbaar voor hoger beroep. Het cassatieberoep is daarom niet-ontvankelijk. 2. Verlof tussentijds rechtsmiddel. In het verlof tot het instellen van cassatieberoep ligt het verlof tot het instellen van hoger beroep besloten. 3. Bevoegdheidsverdeling. De aard van de bevoegdheidsverdeling tussen de rechtbank en de kantonrechter brengt mee dat de onbevoegdheid van de rechtbank haar in de zaak ten principale gegeven beslissingen niet aantast. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.