NJB 2008, 562
HR, 15-02-2008, nr. C06/273HR: Wüstlich/Chromalloy
HR 15-02-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2206 (Wüstlich/Chromalloy)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
15 februari 2008
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, P.C. Kop, A. Hammerstein, F.B. Bakels en W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C06/273HR
- Conclusie
A-G mr. J. Spier
- LJN
BC2206
- Roepnaam
Wüstlich/Chromalloy
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Verbintenissenrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BC2206, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑02‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BC2206, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 15‑02‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑10‑2006
- Wetingang
BW art. 7:681 lid 2 aanhef en onder b
Essentie
Een arbeidsongeschikt geworden werknemer wordt ontslagen zonder financiële vergoeding. Het hof acht het ontslag niet kennelijk onredelijk. HR: bij de beoordeling of de gevolgen van de opzegging voor de werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de opzegging, dient de rechter alle omstandigheden van het geval ten tijde van het ontslag in onderlinge samenhang in aanmerking te nemen. Weliswaar is verwijtbaarheid geen voorwaarde om te kunnen oordelen dat sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag, maar indien de werkgever wél een verwijt kan worden gemaakt van het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid, is zulks ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.