RFR 2008, 51
Huwelijksvermogensrecht. Uitzondering op nominaliteitsbeginsel bij vaststelling vergoedingsrecht van huwelijksgoederengemeenschap op privé-vermogen echtgenoot ter zake investering in eigen woning.
HR 15-02-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1856
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 februari 2008
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, P.C. Kop, A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C06/262HR
- Conclusie
A-G Wuisman
- LJN
BC1856
- JCDI
JCDI:ADS871597:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Goederenrecht / Gemeenschap
Verbintenissenrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BC1856, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑02‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BC1856, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑02‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑08‑2006
- Wetingang
Essentie
Dient het nominaliteitsbeginsel te worden toegepast bij vaststelling van vergoedingsrechten aan de huwelijksgoederengemeenschap na investering in privé-vermogen echtgenoot?
Samenvatting
De man en de vrouw zijn in 1978 in gemeenschap van goederen gehuwd. Het huwelijk is in 2002 door echtscheiding ontbonden. De vrouw heeft in 1982 door het overlijden van haar vader een perceel grond verkregen, onder de bepaling dat al hetgeen uit zijn nalatenschap wordt verkregen, niet zal vallen in enige huwelijksgemeenschap. In 1984 is door partijen op dit perceel grond een nieuwe echtelijke woning gebouwd, deels gefinancierd met de verkoopopbrengst van de voormalige, in de gemeenschap vallende, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.