Einde inhoudsopgave
RvdW 2008, 98
HR, 11-01-2008, nr. C06/159HR: Hartendorp/Kooij
HR 11-01-2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7195 (Hartendorp/Kooij)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 januari 2008
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, J.C. van Oven, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C06/159HR
- Conclusie
A-G Huydecoper
- LJN
BB7195
- Roepnaam
Hartendorp/Kooij
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BB7195, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑01‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BB7195, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑01‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑05‑2006
- Wetingang
BW Boek 6 ; BW Boek 6 art. 6:262; BW Boek 6 ; BW Boek 6 ; BW Boek 6 art. 6:54; BW Boek 6 art. 6:52
Essentie
Bevoegdheid tot opschorting na buitengerechtelijke ontbinding door wederpartij? Wederzijdse wanprestatie en opschorting; gehoudenheid tot 'gelijk oversteken'.
Nu de bevoegdheid tot opschorting moet worden gezien als een verweermiddel van de schuldenaar in verband met een tegenvordering die hij op zijn schuldeiser heeft, kan een beroep op een opschortingsrecht in beginsel steeds worden gedaan door de schuldenaar, ook wanneer de schuldeiser in rechte een vordering tot nakoming instelt: het enkele feit dat nog geen beroep op een opschortingsrecht is gedaan betekent dan ook niet dat de buitengerechtelijke ontbinding waartoe de wederpartij is overgegaan niet meer met dat verweermiddel kan worden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.