RvdW 2008, 56
HR, 21-12-2007, nr. C06/210HR
HR 21-12-2007, ECLI:NL:HR:2007:BB5921
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 december 2007
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, E.J. Numann, J.C. van Oven
- Zaaknummer
C06/210HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
BB5921
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Verbintenissenrecht (V)
Arbeidsrecht / Collectief arbeidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:BB5921, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑12‑2007
ECLI:NL:HR:2007:BB5921, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑12‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑06‑2006
- Wetingang
BW art. 3:35
Essentie
CAO voor het Bouwbedrijf; uitleg bepalingen reiskostenvergoeding; vergoeding op basis snelste of kortste route?
Het cassatiemiddel gericht tegen ’s hofs oordeel dat de art. 23 en 26 van de CAO voor het Bouwbedrijf 2002/2004 aldus moeten worden uitgelegd dat voor de berekening van de reisurenvergoeding en de reiskostenvergoeding moet worden uitgegaan van het aantal kilometers langs de snelste en meest gebruikelijke route en niet van het aantal kilometers langs de kortste route, faalt. De door het cassatiemiddel voorgestane uitleg van de art. 23 en 26 zou meebrengen dat de CAO verschillende manieren voor de bepaling van de reisafstand aanwijst ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.