NJB 2008, 78
HR, 07-12-2007, nr. R07/030HR
HR 07-12-2007, ECLI:NL:HR:2007:BB9613
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
7 december 2007
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, P.C. Kop, A. Hammerstein, F.B. Bakels en W.D.H. Asser
- Zaaknummer
R07/030HR
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- LJN
BB9613
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:BB9613, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑12‑2007
ECLI:NL:HR:2007:BB9613, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 07‑12‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑02‑2006
- Wetingang
Rv art. 22; Rv art. 34; Uniform regl. van de gerechtshoven voor rekestprocedures art. 5 lid 2; Uniform reglement van de gerechtshoven voor rekestprocedures art. 5 lid 5
Essentie
Procesrecht. Het hof weigert door appellant toegezonden producties als tardief. Het hof heeft terecht tot uitgangspunt genomen dat appellant bij het in het geding brengen van bewijsstukken moest handelen overeenkomstig de voorschriften die zijn neergelegd in het Uniform reglement van de gerechtshoven voor rekestprocedures. Ten aanzien van stukken die na het in dat reglement genoemde tijdstip zijn overgelegd, dient het hof te beoordelen of zij kort en eenvoudig te doorgronden zijn, zonodig na toelichting ter zitting door de partij, in welk geval het hof de stukken toelaat, en dient het ten aanzien van de overige stukken — eventueel op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.