NJB 2007, 2176
HR, 26-10-2007, nr. C06/140HR
HR 26-10-2007, ECLI:NL:PHR:2007:BA7021
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
26 oktober 2007
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven en W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C06/140HR
- Conclusie
A-G mr. D.W.F. Verkade
- LJN
BA7021
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:BA7021, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑10‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:BA7021, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑10‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑04‑2006
- Wetingang
BW art. 3:316
Essentie
Verjaring. Nieuwe rechtsvordering bij eisvermeerdering. Het hof heeft zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting tot het oordeel kunnen komen dat de oorspronkelijke vordering op een andere feitelijke grondslag berustte dan de vermeerdering van eis. Dit oordeel is verweven met waarderingen van feitelijke aard.
Partij(en)
Eiser, adv. mr. E. Grabandt
tegen
verweerster, adv. mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai
Uitspraak
Feiten en procesverloop
Eiser is als werknemer, aandeelhouder en geldschieter betrokken geweest bij verweerster. Eind 1985 heeft op naam van verweerster, maar voor rekening en risico van eiser een inschrijving plaatsgevonden voor het werk ‘Papegaaiebek’ te Rotterdam. Dit ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.