NJ 2007, 578
HR, 26-10-2007, nr. C06/140HR
HR 26-10-2007, ECLI:NL:PHR:2007:BA7021
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
26 oktober 2007
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C06/140HR
- Conclusie
A-G Verkade
- LJN
BA7021
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:BA7021, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑10‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:BA7021, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑10‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑04‑2006
- Wetingang
BW art. 3:307, 310, 321; Rv art. 130, 353
Essentie
Beroep op verjaring tegen bij wege van eisvermeerdering ingestelde vordering.
Het hof heeft — uitgaande van de juiste, in vaste rechtspraak neergelegde, maatstaf — onderzocht of de onderdelen van de vermeerdering van eis berusten op dezelfde (juridische en) feitelijke grondslagen als waarmee het geding was ingeleid, en het heeft zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting tot het oordeel kunnen komen dat de oorspronkelijke vordering op een andere feitelijke grondslag berustte dan de vermeerdering van eis, zodat het tijdstip van de eisvermeerdering (en niet dat van de rechtsingang) beslissend is voor de vraag of de bij wege van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.