RFR 2007, 121
Familieprocesrecht. Hoe specifiek moet een bewijsaanbod voor het doen horen van getuigen zijn?
HR 28-09-2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5800
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 september 2007
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, A. Hammerstein, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C06/110HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
BA5800
- JCDI
JCDI:ADS871617:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:BA5800, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑09‑2007
ECLI:NL:HR:2007:BA5800, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑09‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 01‑03‑2006
- Wetingang
Rv art. 166 lid 1; Rv art. 353 lid 1
Essentie
Hoe specifiek moet een bewijsaanbod voor het doen horen van getuigen zijn?
Samenvatting
De man en de vrouw zijn in 1991 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Hun huwelijk is in 2001 geëindigd. De man is in 2002 een procedure voor de rechtbank gestart om verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap te verkrijgen. Er is een tweetal kwesties die de man en de vrouw verdeeld houdt. De eerste kwestie behandelt de lening ter grootte van ruim € 11 000 die de man stelt te hebben ontvangen van zijn vader, waarbij de man, ten bewijze van het bestaan van die lening, een tweetal ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.