NJ 2007, 420
HR, 29-06-2007, nr. C06/041HR: Bruil/Kombex
HR 29-06-2007, ECLI:NL:PHR:2007:BA0033, m.nt. J.M.M. Maeijer (Bruil/Kombex,Bruil-Kombex/Bruil-Arnhem)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29 juni 2007
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, A. Hammerstein, J.C. van Oven
- Zaaknummer
C06/041HR
- Conclusie
A-G Timmerman
- Noot
J.M.M. Maeijer
- LJN
BA0033
- Roepnaam
Bruil/Kombex
Bruil-Kombex/Bruil-Arnhem
- JCDI
JCDI:ADS111573:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Vermogensrecht (V)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:BA0033, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑06‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:BA0033, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑06‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑01‑2006
- Wetingang
BW art. 2:146, 256
Essentie
Tegenstrijdig belang als bedoeld in art. 2:256 BW; maatstaf.
Bij het ontbreken van een inhoudelijk afwijkende regeling in de statuten, zal een beroep op art. 2:256 BW ter aantasting van een namens de vennootschap(pen) verrichte rechtshandeling slechts kunnen slagen als een persoonlijk belang van de bestuurder tegenstrijdig was met het belang van de vennootschap(pen) en de daaraan verbonden onderneming op grond van daartoe naar voren gebrachte, voldoende geadstrueerde, omstandigheden die zodanig van invloed kunnen zijn geweest op de besluitvorming van de betrokken bestuurder dat hij zich op grond van deze bepaling niet in staat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.